IND verlaagt leges voor vergunningen minderjarige vreemdelingen
Het betreft de leges voor het aanvragen van verblijfsvergunningen voor minderjarigen in het kader van 'verblijf als familie- of gezinslid' of 'niet tijdelijk humanitair in het kader van voortgezet verblijf na eerder verblijf als familie- of gezinslid' ; deze bedragen die variëerden van € 130 tot € 228 zijn verlaagd naar € 53.
Deze wijziging komt als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 17 juni 2014. De vreemdelingen hebben zich er bij de Raad van State op beroepen dat het op dat moment geldende legesbedrag van € 130 in strijd is met een Europese richtlijn (richtlijn 2003/109). Op grond van deze richtlijn en daarop gebaseerde uitspraken van Europese rechters mogen landen wel leges heffen en hebben zij ook enige vrijheid met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van deze leges. Wat echter niet is toegestaan is dat de legeskosten zo hoog worden dat deze een belemmering vormen voor het verwezenlijken van het recht op een verblijfsvergunning als aan de overige voorwaarden voldaan wordt:
“68. Gelet op het door richtlijn 2003/109 nagestreefde doel en het daarbij ingevoerde stelsel, moet worden vastgesteld dat wanneer onderdanen van derde landen voldoen aan de voorwaarden en de bij die richtlijn vastgestelde procedures in acht nemen, zij recht hebben op verkrijging van de status van langdurig ingezetene en de andere rechten genieten die voortvloeien uit die status.”
“70 Leges die aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor de onderdanen van derde landen die voldoen aan de bij richtlijn 2003/109 vastgestelde voorwaarden voor toekenning van die verblijfsvergunningen, zouden die onderdanen de mogelijkheid kunnen ontnemen om de hun bij die richtlijn verleende rechten te doen gelden, hetgeen in strijd is met punt 10 van de considerans van die richtlijn.”
Aldus de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak El-Dridi d.d. 28 april 2011. De Raad van State overweegt dan ook:
“3.4. Uit het arrest kan worden afgeleid dat Nederland bij het vaststellen van het legesbedrag voor de afgifte van een verblijfsvergunning volgens richtlijn 2003/109 beschikt over een beoordelingsmarge, maar dat de legesheffing geen belemmering mag vormen voor de uitoefening van de door richtlijn 2003/109 toegekende rechten. Hiervan kan sprake zijn indien de legesheffing aanzienlijke financiële gevolgen heeft. Ook mag de hoogte van de leges niet in strijd komen met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.”
Ondanks dat de Raad van State uiteindelijk oordeelt dat een legebedrag van € 130 niet onevenredig hoog is in verhouding tot het Europese gemiddelde heeft deze uitspraak toch aanleiding gegeven voor Minister van Justitie Opstelten de legeskosten in sommige gevallen te verlagen: “De uitspraak geeft aanleiding om de legestarieven voor minderjarige vreemdelingen in het kader van aanvragen om een verblijfsvergunning op grond van de richtlijn gezinshereniging (richtlijn 2003/86) of de richtlijn langdurig ingezetenen (richtlijn 2003/109) te verlagen naar € 53.” aldus de publicatie in de Staatscourant. De IND zal mensen die op of na 17 juni een aanvraag hebben ingediend of waarvan op 17 juni nog een aanvraagprocedure liep het teveel betaalde teruggeven.
In de Werkgroep Tegen de Legesverhogingen zet INLIA zich samen met anderen al jarenlang in voor verlaging van de buitensporig hoge legestarieven naar redelijke bedragen.
Meer informatie:
De uitspraak van de Raad van State van 17 juni 2014
De publicatie in de Staatscourant van 29 augustus 2014
De informatie over deze verlagingen op de website van de IND
Lees ook:
18-01-13 Leges gezinsvorming en -hereniging eindelijk fors verlaagd
Dossier Leges in het Expertise centrum