22 februari 2019

Raad van State: hoger beroep heeft niet automatisch schorsende werking

Raad van State: hoger beroep heeft niet automatisch schorsende werking
Uit het indienen van een hoger beroep volgt niet automatisch schorsende werking, zo heeft de Raad van State bepaald in navolging van een eerdere uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

 

Volgens EU-richtlijnen is het hebben van een hoger beroeps-instantie überhaupt niet verplicht. Daarom is er ook geen verplichting om automatisch schorsende werking toe te kennen aan dit hoger beroep. In ons artikel van 10 oktober 2018 behandelden we deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie. 

De advocaat van een asielzoeker zal dus altijd een verzoek om een voorlopige voorziening moeten indienen om het hoger beroep ook in Nederland te mogen afwachten en om bijvoorbeeld ook te voorkomen dat de opvang in een AZC al gedurende het hoger beroep beëindigd wordt. Met name als het hoger beroep gaat over de vraag of terugkeer van de asielzoeker naar het land van herkomst zal leiden tot schending van art. 3 EVRM (waar in asielzaken sprake van is) zal dit, conform de jurisprudentie van de Raad van State van 20 december 2016, echter vaak wel leiden tot een toewijzing van de voorlopige voorziening.

Nu asielzaken eigenlijk altijd gaan over een mogelijke schending van art. 3 EVRM was het, ter voorkoming van allerlei extra procedures, echter wel efficiënter geweest om aan het hoger beroep in asielzaken automatisch schorsende werking toe te kennen, ook al omdat uitzetting tijdens de hoger beroepsfase zelden plaatsvindt. Maar de Raad van State kiest hier dus niet voor.  
 

Meer informatie:
De tekst van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, met zaaknrs 20160959-1 en -4 d.d. 20 februari 2019 (download PDF-bestand)
Het persbericht dat de Raad van State over deze zaak uitgaf

Lees ook:
10-10-18   EU-Hof: hoger beroep hoeft geen schorsende werking te hebben
22-12-16   Raad van State geeft eindelijk gevolg aan jurisprudentie Europees Hof