Raad van State: indieners opvolgende asielaanvraag ten onrechte opvang onthouden
Tot voor kort moesten vreemdelingen die een opvolgende asielaanvraag ('HASA') indienden wachten tot de IND deze feitelijk in behandeling nam, voordat zij weer recht op opvang bij het COA kregen. Omdat de IND er in sommige gevallen maanden tot een half jaar over doet om de betrokken vreemdeling uit te nodigen voor een interview, betekende dit dat deze vreemdelingen al deze tijd voorzieningen werden onthouden, terwijl hij/zij geen invloed kon uitoefenen op het moment wanneer de asielaanvraag door de IND zou worden ingepland.
In het bestuursrecht, waar het vreemdelingenrecht onder valt, is de geldende systematiek dat op het moment dat een belanghebbende een bestuursorgaan verzoekt een besluit te nemen sprake is van een juridische aanvraag. Vanaf het moment van de aanvraag beginnen zaken als de beslistermijnen, rechtsbescherming en andere relevante voorzieningen te lopen.
In het vreemdelingenrecht is echter altijd van deze lijn afgeweken, door te stellen dat de asielaanvraag pas wordt ingediend op het moment dat het HASA-interview wordt afgenomen. Om dit beleid te rechtvaardigen wordt de feitelijke aanvraag ‘kennisgeving’ genoemd. Hiermee wordt de fictie in het leven geroepen dat met het indienen van de HASA geen aanvraag wordt gedaan, maar de IND ervan in kennis wordt gesteld dat de vreemdeling van plan is een nieuw asielverzoek in te dienen.
Deze gang van zaken is na vele jaren eindelijk voorgelegd aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State voor een oordeel of en in hoeverre deze praktijk in lijn is met de geldende wetgeving:
“ (...) Voor zover de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de lagere regelgeving met het model M35-O heeft beoogd voor de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag regels te stellen die afwijken van de Awb is dat in strijd met die wet. Dit betekent dat de vreemdeling door het model M35-O in te vullen en te ondertekenen een asielaanvraag heeft ingediend. Hiermee heeft namelijk een belanghebbende een verzoek gedaan aan het bevoegde bestuursorgaan om een besluit te nemen. (...) ” (citaat uit overweging 3.1)
Hiermee geeft de Raad van State aan dat er al vanaf het moment van indiening van de opvolgende asielaanvraag, dus bij het indienen van de ‘kennisgeving’ recht op opvang ontstaat. Hiermee geeft de Raad van State ook aan dat er jarenlang ten onrechte opvang werd onthouden aan asielzoekers die een opvolgende aanvraag in hebben gediend.
Onlangs bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie ook al dat er ten onrechte opvang werd onthouden aan bepaalde categorieën asielzoekers die in de beroepsfase van de asielprocedure zaten. Dit is daarmee de zoveelste uitspraak die het beleid om bepaalde categorieën asielzoekers opvang te onthouden, verder beperkt.
Meer informatie:
De tekst van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 28 juni 2018 met zaaknummer 2017061731/1/V1 (link naar de website van de RvS)
Ons bericht van 2 juli 2018: EU Hof: beroepsfase asielprocedure heeft schorsende werking
Lees ook:
22-12-16 Raad van State geeft eindelijk gevolg aan jurisprudentie Europees Hof