23 augustus 2017

IND gebruikt informatie van sociale media als bewijs

IND gebruikt informatie van sociale media als bewijs
De Immigratie- en Naturalisatiedienst maakt gebruik van sociale media in de zoektocht naar 'belastende informatie' die het bewijs zou kunnen zijn van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen. De Rechtbank Middelburg heeft in een uitspraak van 8 augustus jl. de IND echter teruggefloten: sociale media zijn niet te beschouwen als 'objectieve bron'..

Bij asielaanvragen van mogelijke oorlogsmisdadigers kan de IND artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag tegenwerpen. In art. 1F van het Vluchtelingenverdrag staat:

Artikel 1. Definitie van de term „vluchteling"

F 
De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op een persoon ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen, dat:


(a) hij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft begaan, zoals omschreven in de internationale overeenkomsten welke zijn opgesteld om bepalingen met betrekking tot deze misdrijven in het leven te roepen;

(b) hij een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten;

(c) hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties.

Met dit wetsartikel in de hand kan een asielaanvraag van een vreemdeling worden geweigerd wanneer wordt vermoed dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen en/of oorlogsmisdaden. De bewoording ‘ernstige redenen’ in art. 1 F van het verdrag leidt in de praktijk echter tot situaties die moeilijk uit te leggen zijn. Aan de ene kant wordt er door toepassing van artikel 1F voor gezorgd dat ‘echte’ oorlogsmisdadigers geen bescherming kunnen inroepen van derde landen. Anderzijds, en in de overgrote meerderheid van de gevallen, wordt dit artikel zodanig uitgelegd door de IND dat zij al heel snel tot de conclusie komen dat iemand betrokken is bij mensenrechtenschendingen zonder deugdelijk bewijs hiervoor aan te dragen.

Hoe ver de IND gaat in het zoeken naar ‘bewijs’ blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Middelburg van 8 augustus 2017. In deze zaak gaat het om een Syriër die een hoge positie heeft gehad binnen de SSNP partij, een partij die in de Syrische burgeroorlog een pro-Assad koers zou hebben gevaren en verschillende pro-regime demonstraties zou hebben georganiseerd. Dat de vreemdeling lid was van deze partij wordt niet betwijfeld. Naast het lidmaatschap heeft de IND echter ook belastende informatie vanuit sociale media als Facebook gevonden waaruit zou blijken dat betrokkene zich persoonlijk schuldig zou zijn aan het plegen van mensenrechtenschendingen.

De IND werpt betrokkene deze belastende informatie afkomstig van de sociale media tegen, maar wordt op dit punt terug gefloten door de rechtbank, die anders oordeelt:

Rechtsoverweging 10:

“Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd dat de SSNP in deze periode mede verantwoordelijk moet worden geacht voor deze misdrijven. Daarbij acht de rechtbank van belang dat in het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Syrië van december 2011 is vermeld dat onder meer de SSNP heeft toegezegd geen activiteiten te ontplooien binnen de strijdkrachten en dat de invloed van deze partij op het landsbestuur vrijwel nihil is. Dat uit het artikel van nieuwszender Al-Akhbar blijkt dat de SSNP vanaf het begin van de oorlog pro-regime demonstraties organiseerde, kan niet tot een ander oordeel leiden. Uit het artikel blijkt niet sinds wanneer de uit naam van de SSNP handelende milities actief zijn.”


Rechtsoverweging 11:
“Dat er op sociale media berichten zijn gevonden waarin eiser wordt beschuldigd van betrokkenheid bij de Shabiha en het doden van demonstranten, is onvoldoende om eisers betrokkenheid vast te kunnen stellen, nu de verschillende vormen van sociale media niet als objectieve bron kunnen worden aangemerkt. Iedereen kan hier immers berichten op plaatsen. Dat eiser een ‘like’ heeft geplaatst bij een foto van leden van de luchtmacht inlichtingendienst in Aleppo, kan evenmin tot de conclusie leiden dat sprake is van betrokkenheid bij de misdrijven van het regime.”


De IND wordt door de rechtbank teruggefloten, nu gebruik wordt gemaakt van informatie van sociale media als ‘bewijs’ voor veronderstelde misdrijven. Opvallend want de IND is altijd zeer kritisch ten aanzien van bewijzen die door asielzoekers zelf worden ingebracht in asielprocedures. Kennelijk legt de IND de meetlat voor zichzelf op dit punt dus een stuk lager.

In 1F zaken gebeurt dit overigens vaker. Aan tientallen Afghanen is art. 1F tegengeworpen o.g.v. een omstreden ambtsbericht uit 2000 over de Khad/Wad. Van allerlei kanten (o.a. het UNHCR en de huidige Afghaanse autoriteiten) is de informatie uit dit ambtsbericht in twijfel getrokken. In een strafrechtelijk proces in Nederland tegen een oud-generaal van de Khad hield dit bewijs geen stand, maar desondanks is het wel genoeg om asielzoekers blijvend een asielstatus te onthouden.


Meer informatie:
De volledige tekst van de uitspraak van de Rechtbank Middelburg van 8 augustus 2017 met zaaknummer AWB 17/4697

Lees ook:
11-11-11   Afghaanse oud-generaal ook door Hoge Raad vrijgesproken