19 juni 2017
Rechtbank Amsterdam: Staat handelt disproportioneel bij ontruiming
Belang van asielzoekers bij woonruimte is groter. De Rechtbank Amsterdam verbiedt de ontruiming van een kraakpand in Amsterdam-Zuidoost waar tijdelijk een groep asielzoekers verblijft. De Rechtbank vindt dat hun belang van het hebben van tijdelijke woonruimte zwaarder weegt dan het belang van de Staat, die wil ontruimen..
De Civiele Kamer van Rechtbank Amsterdam geeft in een uitspraak van 24 mei jl. aan dat de Staat disproportioneel handelt door de onmiddellijke ontruiming te vorderen van een leegstaand pand in Amsterdam-Zuidoost waar een groep dakloze asielzoekers sinds april jl. verblijft. Het gaat om een aantal van 20 Somaliërs die deel uitmaken van het ‘vluchtelingencollectief’ We Are Here (Wij Zijn Hier), een groep dakloze asielzoekers die al jaren van het ene naar het andere kraakpand in Amsterdam verhuist.
Letterlijk stelt de Rechtbank in overweging 4.4. het volgende:
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat voormelde toets ertoe leidt dat het belang van de Staat bij ontruiming vóór 3 juli 2017 dient te wijken voor het huisrecht van eisers. De bewoners dient nog een korte termijn te worden gegund om andere woonruimte te vinden. Daarbij is in aanmerking genomen dat eisers behoren tot een kwetsbare groep uitgeprocedeerde asielzoekers met een uitzichtloos bestaan in Nederland, waarvan aannemelijk is dat die na de ontruiming (wederom) op straat zal komen te staan. De reeds sinds 2011 bij de groep betrokken hulpverlener [naam 1] heeft ter zitting een verklaring afgelegd over wat de jarenlange stress en onzekerheid doet met de veerkracht van de groep en ook in een door eisers in het geding gebrachte verklaring van de bij de groep betrokken organisatie ‘Dokters van de Wereld’ wordt aandacht gevraagd voor de problemen die bij de groep zijn ontstaan als gevolg van het steeds opnieuw moeten zoeken naar onderdak. De Staat heeft weliswaar gesteld dat voor deze groep opvang bestaat in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL), maar eisers hebben dit betwist. Eiser sub 2 heeft in dit verband ter zitting verklaard dat hij vaak bij de VBL is geweest maar steeds is heengezonden vanwege plaatsgebrek. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat zelfs de juist door de gemeente Amsterdam voor deze kwetsbare groep in het leven geroepen opvang in de vorm van de bed-bad-brood regeling op het moment geen of onvoldoende plekken beschikbaar heeft.
Verder is van belang dat eisers ter zitting de vordering hebben verminderd, erkennen dat zij het pand zullen moeten verlaten en een relatief korte termijn - tot en met 3 juli 2017 - vragen om zich op hun vertrek voor te bereiden, ander onderdak te vinden en niet tijdens de Ramadan op straat te staan. Ter zitting hebben zij bij monde van hun advocaat nogmaals toegezegd dat zij het pand uiterlijk 3 juli 2017 zullen ontruimen en er bestaat geen aanleiding om aan deze toezegging te twijfelen. Dit betekent dat het pand binnen afzienbare tijd beschikbaar zal zijn voor de onderhuurder [naam]. In dit verband is nog van belang dat de in het geding gebrachte onderhuurovereenkomst geen concrete ingangsdatum heeft maar voorwaardelijk is aangegaan vanaf de dag dat het pand beschikbaar komt. Niet gebleken is dat schade wordt geleden in de relatief korte periode dat het pand nog door eisers wordt bewoond. Ook is niet gebleken dat de bewoning door eisers door de aard en/of wijze van gebruik van het object extra risico’s meebrengt.
Het belang van de Staat bij een ontruiming vóór 3 juli 2017 is al met al in dit geval onvoldoende groot. De vordering is derhalve toewijsbaar.
Het opvallende is dat de civiele rechter er niet van uit gaat dat de Vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel (VBL) in alle gevallen een voorliggende voorziening is, iets wat de Raad van State (in het vreemdelingenrecht) en de Centrale Raad van Beroep (in het sociale zekerheidsrecht) tot op heden ten onrechte wel doen. Zoals algemeen bekend (maar helaas niet bij de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep….) krijgen asielzoekers alléén opvang in de VBL als er, volgens de subjectieve inschatting van de Dienst Terugkeer & Vertrek, zicht is op terugkeer naar het land van herkomst binnen twaalf weken. Asielzoekers met een nog lopende verblijfsrechtelijke procedure krijgen echter helemaal geen opvang in de VBL. Daarnaast krijgen ook asielzoekers die niet of moeilijk reisdocumenten kunnen verkrijgen in de praktijk vaak geen opvang in de VBL.
Meer informatie:
De volledige uitspraak in kort geding van de civiele voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam d.d. 24 mei 2017
Lees ook: