Naturalisatie pardonners blijft problematisch
In zijn brief van 28 oktober 2015 kondigt minister Van der Steur alleen een versoepeling aan voor in Nederland geboren kinderen van pardonners en voor etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan (zie ons bericht van 5 november). We willen hier ook de ‘keerzijde’ van deze brief en de achterliggende onderzoeken belichten.
Zoals genoegzaam bekend ondervinden veel pardonners problemen bij hun aanvraag tot naturalisatie. Ten tijde van het verstrekken van hun pardonvergunning in 2007 werden deze asielzoekers vrijgesteld van het paspoortvereiste, juist omdat zij vaak niet beschikten over identiteitsdocumenten zoals een paspoort en geboorteakte. Na het verstrekken van de pardonvergunning, maar vóór het aflopen van de geldigheidsduur van de vergunning, werd het vereiste van het moeten overleggen van een paspoort en een geboorteakte in het kader van naturalisatie veel strikter gehanteerd. Hierdoor kan een grote groep pardonners, die in het kader van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV, de officiële naam voor de ‘generaal pardonregeling’) juist bewust waren vrijgesteld van deze vereisten, nu niet naturaliseren. Overigens worden asielzoekers die geen reguliere verblijfsvergunning (zoals de pardonvergunning) krijgen maar een asielstatus, in het kader van naturalisatie wel vrijgesteld van deze vereisten.
Absolute cijfers van het aantal afwijzingen van verzoeken om naturalisatie tonen de omvang van dit probleem slechts in zeer beperkte mate aan, omdat mensen met een pardonvergunning vaak vooraf een inschatting maken of hun aanvraag om naturalisatie kansrijk is, gezien de bijzonder hoge legeskosten die hiervoor betaald moeten worden (890 euro per persoon). Het inwilligingspercentage van 93% dat de minister aan het einde van zijn brief vermeldt is dan ook van weinig betekenis.
Anderhalf jaar geleden bleek reeds dat 82% van de pardonners nog niet genaturaliseerd was, terwijl dit zonder deze stringente eisen wel mogelijk was geweest, zie ons bericht ‘Van alle pardonners kan 82% niet naturaliseren’. INLIA ontvangt ook met grote regelmaat vragen van pardonners die in deze situatie verkeren.
Om de omvang van dit probleem in kaart te brengen heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie, naar aanleiding van een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer in oktober 2014, opdracht gegeven tot het uitvoeren van twee onderzoeken, één door de IND zelf en één door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van de Rijksoverheid (WODC). Reeds op 8 april 2015 zijn de resultaten van het IND-onderzoek bekendgemaakt; op 26 oktober 2015 volgde het WODC-rapport.
Uit het IND rapport 'Ranov en afgewezen Naturalisatieverzoeken' (8 april 2015):
“als een naturalisatieverzoek van een Ranov-vergunninghouder is afgewezen, [is] dit in de meerderheid (61%) van de gevallen gebeurd wegens het niet hebben overgelegd van (correcte) buitenlandse bewijsstukken ter zake van persoonsgegevens en/of nationaliteit.”
Uit het WODC rapport ‘Niet-naturalisatie onder Ranov-vergunninghouders’ (26 oktober 2015):
“Van de niet-genaturaliseerde Ranov-ers geeft 71% aan niet over deze documenten te beschikken. Van de respondenten die willen naturaliseren, maar niet over de juiste documenten uit het land van herkomst beschikken, geeft 83% aan dat zij wel geprobeerd hebben aan de documenten te komen. Zij noemen tegenwerking van autoriteiten, het niet willen of kunnen afreizen naar het land van herkomst en de hoge kosten gemoeid met het proberen te verkrijgen van de juiste papieren als problemen waar zij tegenaan lopen.”
(…)
“Concluderende opmerking:
Dat tweederde van de Ranov-vergunninghouders nog geen verzoek om naturalisatie heeft ingediend, ligt grotendeels aan de belemmeringen die zij ervaren bij het verkrijgen van documenten uit het land van herkomst. De wens om te naturaliseren is erg hoog.”
Beide onderzoeken tonen kristalhelder aan dat de latere aanscherping van de vereisten voor naturalisatie voor een grote meerderheid van de pardonners een onoverkomelijk obstakel is. Door het treffen van een pardonregeling in 2007 is getracht een oplossing te vinden voor een groot maatschappelijk probleem van langdurig verblijvende asielzoekers. In het kader van deze regeling is toen aan ongeveer 28.000 mensen een (reguliere) verblijfsvergunning verstrekt. Uit de laatst gepubliceerde cijfers (peildatum 13 februari 2015) blijkt dat ongeveer 17.500 mensen nog steeds niet zijn genaturaliseerd. Hoe verhoudt zich dat tot het officiële inburgeringsbeleid van de overheid, die zegt *) het “belangrijk te vinden dat vreemdelingen mee doen in de Nederlandse samenleving”? Het kan toch niet zo zijn dat dat voor deze mensen en hun kinderen voorgoed onmogelijk blijft?
Meer informatie:
Het onderzoeksrapport 'Niet-naturalisatie onder Ranov-vergunninghouders: een onderzoek naar achtergrondkenmerken, motivatie en ervaren belemmeringen' van het WODC (Cahier 2015-8; download pdf-bestand, 59 pag's, 660 kB)
De aanbiedingsbrief van minister Van der Steur aan de Tweede Kamer d.d. 26 oktober 2015
Het onderzoeksrapport 'Ranov en afgewezen Naturalisatieverzoeken' van de IND, maart 2015 (download pdf-bestand, 39 pag's, 350 kB)
De aanbiedingsbrief van staatssecretaris Dijkhoff aan de Tweede Kamer d.d. 8 april 2015
*) Het laatste citaat in het bericht was te vinden op de site van de Rijksoverheid onder 'Nieuw in Nederland: inburgering en integratie van nieuwkomers', maar deze pagina bestaat niet meer.
Lees ook:
05-11-15 Naturalisatie etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan vereenvoudigd
27-11-14 Naturalisatie van pardonners: Syriërs vrijgesteld van paspoorteis