Rechtbank Amsterdam: geen zicht op spoedige uitzetting naar Somalië
Opnieuw is namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor een rechtbank betoogd dat de Somalische autoriteiten “in beginsel niet onwelwillend staan tegenover de mogelijkheid van gedwongen terugkeer naar Somalië” en dat de onderhandelingen daarover nog gaande zijn. Anders dan de Rechtbank Groningen (uitspraak van 16 september 2014), gelooft de Rechtbank Amsterdam daar niet meer in. Het vervolggesprek dat in september met de minister-president van Somalië zou plaatshebben (en dat de Rechtbank Groningen van belang achtte voor haar beoordeling) is niet doorgegaan, zo meldde de vertegenwoordiger van de staatssecretaris tijdens de zitting op 25 september 2014. De rechtbank stelt mede daarom vast dat ze “bij de beoordeling van de vraag of een reëel zicht op uitzetting bestaat, niet beschikt over aanwijzingen wat het standpunt van de Somalische autoriteiten is, noch over de termijn waarop enig resultaat valt te verwachten van de onderhandelingen tussen de Somalische en Nederlandse autoriteiten.”
Het is niet alleen het niet doorgaan van dit aangekondigde overleg in september wat de Amsterdamse rechtbank tot deze uitspraak heeft gebracht; ze overweegt ook “dat de moeizame situatie ten aanzien van gedwongen uitzetting naar Somalië al lange tijd bekend was bij verweerder" [de Staatssecretaris] en daarom “is de rechtbank van oordeel dat verweerder van het opleggen van de [vrijheidsontnemende] maatregel had moeten afzien.” De rechtbank beveelt dan ook de onmiddellijke opheffing van de bewaring en kent de betrokkene een schadevergoeding voor onterechte vrijheidsbeneming toe.
Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank Amsterdam d.d. 26 september 2014 (zaaknr AWB 14/20894, 4 pag's pdf-bestand)