03 oktober 2014

Staatssecretaris laat Somaliër uit AZC Utrecht op straat zetten

Openbare orde bevoegdheid burgemeester genegeerd. Op donderdagmorgen 25 september jl. werd een Somalische asielzoeker door de vreemdelingenpolitie uit het AZC Utrecht op straat gezet. Dat gebeurde op aanwijzing van staatssecretaris Teeven, die daarmee burgemeester Van Zanen van Utrecht passeerde. Deze had op grond van zijn exclusieve openbare orde bevoegdheid laten weten dat er geen politiebijstand mocht worden verleend.

De Somalische asielzoeker die dit overkwam was wel uitgeprocedeerd, maar kan niet worden uitgezet naar zijn land van herkomst (zie ook ons bericht van 19 september). Daarom heeft de staatssecretaris hem zonder voorzieningen, zonder enige middelen van bestaan, in Utrecht op straat gezet.

Zonder enige voorziening op straat rondzwervende asielzoekers vormen een reëel risico voor de openbare orde en de volksgezondheid. Juist om die reden heeft burgemeester Van Zanen gebruik gemaakt van zijn exclusieve bevoegdheid voor de openbare orde (o.g.v. art 172 Gemeentewet en 11 Politiewet) en laten weten de ontruiming vooralsnog aan te houden. Het College van B&W en de gemeenteraad van Utrecht stellen zich, net als vele andere gemeenten, al jarenlang op het standpunt ontruimingen van asielzoekers aan te houden als er niet in een vervolgtraject is voorzien (bijv. plaatsing in een Vrijheids Beperkende Locatie in het kader van het voorbereiden van terugkeer) en er daardoor sprake is van een bedreiging van de openbare orde. De betreffende Somaliër is vanwege deze onvoorziene situatie direct opgenomen in de gemeentelijke noodopvang voor dakloze asielzoekers in Utrecht.

Tijdens het mondeling vragenuur op 30 september jl. werd staatssecretaris Teeven door Tweede Kamerlid Schouw (D66) over deze zaak aan de tand gevoeld. Eén van zijn vragen was waarom nu opeens van de al sinds minister Leers geldende beleidslijn was afgeweken, dat bij ontruimingen altijd in overleg met het lokale gezag tot een oplossing wordt gekomen: “De staatssecretaris stuurt bewust aan op ruzie met burgemeesters, op burgemeestersbonje. Waarom?

De staatssecretaris antwoordde dat het overleg met de gemeente Utrecht niets had opgeleverd en dat hij daarom tot verwijdering was overgegaan, zich daarbij beroepend op zijn  ‘aanwijzingsbevoegdheid’ (o.g.v. art 48 lid 2 Vreemdelingenwet). Hij meende een daad te moeten stellen omdat plaatsen in azc’s worden ingenomen door afgewezen asielzoekers “die geen recht hebben op opvang, mensen die op plekken zitten die we op dit moment dringend nodig hebben”, daarbij verwijzend naar de capaciteitsproblemen van het COA als gevolg van de hogere instroom van asielzoekers uit o.a. Syrië, onderwijl daarbij art 11 Politiewet en art 172 Gemeentewet negerend.

De staatssecretaris noemde in de Kamer een getal van 370 personen die ‘verwijderbaar’ en 190 daarvan die ‘ontruimbaar’ zouden zijn. In het licht van de acute behoefte aan opvangcapaciteit van het COA is het op straat zetten van dit groepje natuurlijk niet meer dan de spreekwoordelijke druppel op de gloeiende plaat.

De burgemeesters van de G4 hebben in een brief aan de staatssecretaris inmiddels opheldering gevraagd. Zij vinden het “zorgelijk dat de bevoegdheid van de burgemeester om te beslissen over politie-inzet in de gemeente bij handhaving van de openbare orde op deze wijze wordt ondergraven”. In de woorden van burgemeester Van Zanen van Utrecht: “Openbare orde, daar ben ìk van en niet de staat”.

Het secretariaat van het LOGO (Landelijk Overleg Gemeentebesturen Opvangbeleid) heeft laten weten dat Teeven zijn geloofwaardigheid op het spel zet door zo expliciet in strijd te handelen met eerdere uitspraken over de exclusieve openbare orde bevoegdheid van de burgemeester: “De handelwijze van de staatssecretaris in Utrecht illustreert de impasse tussen het rijk en de gemeenten m.b.t. het vreemdelingenbeleid” en “leidt tot beschadiging van bestuurlijke verhoudingen”. Gemeenten zullen zich gaan afvragen of het vestigen van een AZC in de gemeente onder deze omstandigheden nog wenselijk is, nu de openbare orde wordt bedreigd door het zonder voorzieningen op straat zetten van, soms ook getraumatiseerde, asielzoekers. Ook verwijst het LOGO naar de huidige jurisprudentie die gemeenten in sommige gevallen dwingt noodopvang te bieden op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).


Meer informatie:
Commentaar van het LOGO-secretariaat d.d. 25 sept 2014

Lees ook:
19-09-14  EHRM schrapt klacht omdat Nederland niet uitzet naar Somalië
31-07-14  Staatssecretaris lijkt wederom uitspraak ECSR te negeren
17-07-14  Wettelijke vertrektermijn aantoonbaar te kort
16-07-14  Rechtbank Den Haag: Wmo-opvang voor kwetsbare vreemdeling

Dossier Somalië