14 april 2014

Kinderombudsman: honderden onterecht uitgesloten van kinderpardon

Volgens de Kinderombudsman hebben honderden kinderen onterecht een afwijzing gekregen op hun aanvraag voor het 'kinderpardon'. Het gaat daarbij met name om kinderen die niet onder 'rijkstoezicht' stonden of waarvan ouders nooit een asielaanvraag indienden.

Inmiddels is bekend geworden dat van de 3.280 ingediende aanvragen 1.450 zijn goedgekeurd, een "bedroevend laag" aantal, aldus de voorzitter van de Vereniging van Asieladvocaten (VAJN).

De Kinderombudsman Marc Dullaert heeft op 20 maart 2014 geschreven dat "de vraag of een kind geworteld is in de Nederlandse samenleving leidend moet zijn in de afweging of een kind in aanmerking komt voor verblijf". Daarom vindt hij het onterecht dat kinderen zijn afgewezen enkel en alleen omdat ze niet bij de rijksoverheid in beeld waren of omdat hun ouders geen asielverzoek maar een reguliere, bijv. medische aanvraag om verblijf hadden gedaan:
De voorwaarden dat je een asielprocedure moet hebben doorlopen of onder Rijkstoezicht moet hebben gestaan en dat bekendheid bij de gemeente dan niet genoeg is, zijn onterecht gesteld”.

Er worden kinderen afgewezen die sinds jaren in de gemeentelijke basisadministratie als inwoner staan geregistreerd, als leerling op school zijn ingeschreven, maar met hun ouder(s) in een woning en niet in een asielzoekerscentrum verbleven en geen meldingsplicht bij de Vreemdelingenpolitie hadden opgelegd gekregen. De pardonregeling had juist als doel een einde te maken aan de schrijnende situaties van langdurig verblijvende, in de Nederlandse samenleving gewortelde kinderen. Dat zij nu worden afgewezen, louter en alleen omdat ze niet onder rijkstoezicht stonden, valt inderdaad niet uit te leggen.

De beroeps- en evt. hoger beroepsprocedures tegen de afwijzing moeten in veel gevallen nog behandeld worden. Het is dus nog afwachten of de rechter ook ‘meegaat’ in het kunstmatig aangebrachte onderscheid tussen gemeentelijke en rijksoverheid. Ook over de vraag in hoeverre kinderen ‘verantwoordelijk’ kunnen worden gehouden voor, en aldus gedupeerd raken door, gedragingen van hun ouders (zoals bijvoorbeeld de beslissing in Nederland een aanvraag voor verblijf wegens medische omstandigheden in plaats van een asielverzoek in te dienen) is het laatste woord nog lang niet gezegd. Het onderscheid tussen kinderen met een asielaanvraag en een reguliere aanvraag kan worden beschouwd als schending van het anti-discriminatiebeginsel (o.a. art. 2 IVRK) en als strijdig met het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2012 dat minderjarige vreemdelingen “niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor gedragingen van hun familieleden”.


Meer informatie:
De brief van de Kinderombudsman Marc Dullaert d.d. 20 maart 2014

Aanvulling: de Kinderombudsman heeft eind mei op zijn website een aantal voorbeeld-dossiers geplaatst van kinderen die onterecht buiten het kinderpardon vallen; deze dossiers kunt u hier lezen.

Lees ook:
02-04-14 Tegenwerping art 1F bij kinderpardon
08-01-14  Uitspraak RB Groningen over doel ‘regeling langdurig verblijvende kinderen’
03-10-13  Kinderpardon voor slechts 630 kinderen