Bezuiniging op rechtsbijstand herzien
Waar staatssecretaris Teeven in oktober 2013 nog vergaande bezuinigingen op de rechtsbijstand heeft ingevoerd lijkt hij nu (gedeeltelijk) op dit besluit terug te komen. Het feitelijke gevolg van deze maatregel was dat mensen met beperkte financiële middelen, waaronder ook asielzoekers die immers niet in de gelegenheid worden gesteld een inkomen te verdienen, ernstig werden beperkt in hun recht op rechtsbijstand. Zo kon het voor advocaten van asielzoekers niet meer uit om hoger beroep in te dienen omdat de toevoeging die advocaten hiervoor kregen veel te laag was, zelfs vaak zo laag dat de kantoorkosten hiervan niet eens betaald konden worden. Dit wetsvoorstel en de ingevoerde maatregel hebben dan ook grote vraagtekens opgeroepen bij onder anderen de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad van State.
Nu, vier maanden nadat deze draconische maatregel van kracht is geworden, is de staatssecretaris met betrekking tot zaken met een 'kennelijke' afdoening tot het inzicht gekomen dat deze zaken voor advocaten wel degelijk even veel werk met zich meebrengen als zaken die door een rechterlijke instantie inhoudelijk worden beoordeeld. Het voorbereiden van zaken die achteraf als kennelijk ongegrond (of zelfs gegrond) worden afgedaan verschilt niet van andere zaken. Illustratief voor de praktijk in het vreemdelingenrecht is dat ruim 95% van alle hoger beroepszaken en 98,9% van alle voorlopige voorzieningen kennelijk en zonder zitting worden afgedaan. Van alle bezwaarzaken werd door de IND de afgelopen jaren ook ruim 20% 'kennelijk' afgedaan ('kennelijk niet-ontvankelijk' dan wel 'kennelijk ongegrond'). Deze maatregel heeft dus verstrekkende gevolgen voor de gefinancierde rechtsbijstand voor asielzoekers gehad.
In zijn brief van 18 februari 2014 heeft de staatssecretaris zijn beleidswijziging als volgt toegelicht:
"Conform mijn toezegging in het algemeen overleg van 14 november 2013 heb ik naar deze wijze van afdoening nader laten kijken. Daaruit is naar voren gekomen dat uit de praktijk blijkt dat een kennelijke afdoening ex artikel 8:54 Awb niet altijd betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden of dat sprake is van een inhoudelijk eenvoudige zaak. Vanuit de advocatuur is hier ook op gewezen. Gelet hierop heb ik besloten de op 1 oktober 2013 ingevoerde maatregel ten aanzien van de kennelijke afdoeningen in te trekken. Met de aanpassing van de regelgeving en de inwerkingtreding daarvan is de nodige tijd gemoeid. Om die reden heb ik de raad voor rechtsbijstand gevraagd om, vooruitlopend op deze aanpassing, met ingang van 15 februari feitelijk uitvoering te geven aan mijn beslissing. De maatregel zou 3 miljoen euro moeten opleveren. Deze -noodzakelijke- besparing dien ik thans op een andere wijze in te vullen. Ik wil de prijs hiervoor niet bij de rechtzoekende of de advocatuur leggen en heb hiervoor, weliswaar met enige moeite, een oplossing gevonden binnen de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie." (paragraaf 3, vanaf pag. 14)
Meer informatie:
De brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie 'stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand' d.d. 18 februari 2014 (pdf-bestand, 17 pag's)
De beantwoording d.d. 17 februari 2014 van kamervragen, ingediend door Recourt en Maij (PvdA) d.d. 14 oktober 2013
Het advies van de Raad van State d.d. 28 juni 2013 (link naar website RvS; zie met name paragraaf 2d.)
De reactie van de Nederlandse Orde van Advocaten op het 'ontwerpbesluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners' d.d. 21 december 2012 (pdf-bestand, 15 pag's)
Lees ook:
09-12-13 Landsadvocaat krijgt zeventien keer meer betaald
14-11-13 Staat betaalt eigen advocaten ruim drie keer zo veel
18-10-13 Bezuiniging op rechtsbijstand rampzalig voor asielzoekers