06 december 2013

RvS: bezwaar indien IND en DT&V oneens zijn over land van herkomst

RvS: bezwaar indien IND en DT&V oneens zijn over land van herkomst
Op 18 november 2013 heeft de Raad van State een opmerkelijke uitspraak gedaan, waarin zij de mogelijkheid aanreikt om een feitelijke uitzetting te voorkomen van een Afghaanse asielzoeker van wie eerder de identiteit en nationaliteit werd betwijfeld..

In asielprocedures wordt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nogal eens getwijfeld aan de identiteit en/of nationaliteit van een asielzoeker en dit kan dan de belangrijkste reden zijn om een asielaanvraag af te wijzen. De gronden waarop dit gebeurt zijn vaak niet onomstreden, zoals bijvoorbeeld een taalanalyse of kennisvragen over de gestelde woonomgeving van de betreffende asielzoeker. In de praktijk komt het vervolgens voor dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) de betrokkene toch wil uitzetten naar het land, waarvan de IND eerder betwijfelde dat de asielzoeker daar vandaan kwam.

Deze problematiek doet zich veelvuldig voor bij Somalische asielzoekers, die door de IND worden afgewezen omdat deze dienst meent dat ze niet uit Somalië afkomstig zijn, waarna de DT&V pogingen in het werk stelt om ze alsnog gedwongen naar Somalië uit te zetten.

Wanneer het land van herkomst niet kan worden vastgesteld zal de IND het asielverhaal niet kunnen toetsen aan de situatie ter plaatse in dat land. Het is immers niet duidelijk aan welk land getoetst moet worden. Indien de DT&V de betrokkene vervolgens toch wil uitzetten naar het door de IND betwijfelde land van herkomst, bestaat volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze feitelijke uitzetting. Normaal gesproken zijn er voorwaarden waaraan voldaan moet worden, voordat een vreemdeling bezwaar kan maken tegen zijn feitelijke uitzetting. De belangrijkste voorwaarde is het bestaan van nieuwe feiten of omstandigheden, waardoor er niet langer van uit kan worden gegaan dat de uitzetting rechtmatig is.

De Raad van State brengt nu een belangwekkende toepassing van deze regel onder de aandacht. Als een besluit tot uitzetting is genomen wordt op dat moment een land vastgesteld waarnaar deze uitzetting plaats zal vinden. Daardoor bestaat er op dat moment wel een referentiekader waaraan de omstandigheden uit het asielverhaal van de vreemdeling kunnen worden getoetst. Nu het land van herkomst bekend is kan bijvoorbeeld beoordeeld worden of de vreemdeling in dat land gevaar loopt op grond van zijn seksuele geaardheid of vanwege de algemene veiligheidssituatie aldaar.

Het is opmerkelijk dat de Raad van State hier expliciet wijst op de mogelijkheid dat een asielzoeker in zo'n geval bezwaar kan maken tegen de feitelijke uitzetting, terwijl het logischer zou zijn te wijzen op de mogelijkheid om een nieuw asielverzoek in te dienen, met als nieuwe feiten en/of omstandigheden het feit dat men voornemens is betrokkene uit te zetten naar het land waarvan men eerder betwijfelde dat betrokkene daar vandaan kwam.


Meer informatie:
De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 november 2013.

Lees ook:
28-10-13  Raad van State beschouwt taalanalyse als exacte wetenschap