Staat betaalt eigen advocaten ruim drie keer zo veel
Het is de afgelopen tijd veelvuldig in het nieuws geweest dat staatssecretaris Teeven per 1 oktober jl. grootschalige bezuinigingen heeft doorgevoerd in de gefinancierde rechtsbijstand. Juist voor de kwetsbaarste groepen heeft dit grote gevolgen: zij worden nu ernstig belemmerd in hun toegang tot de rechterlijke macht. In het bijzonder asielzoekers worden door deze bezuinigingen hard geraakt: zij mogen niet werken, hebben dus geen inkomsten, maar hebben wel net als ieder ander recht op rechtsbijstand. Nu advocaten een veel lagere vergoeding ontvangen – die niet eens de kosten dekt - zal het aanzienlijk lastiger worden voor asielzoekers om nog een advocaat te vinden die hen wil bijstaan en dus om hun recht te kunnen verkrijgen na de afwijzing van de eerste asielaanvraag.
Het advocatenkantoor Jebbink Soeteman Advocaten uit Amsterdam heeft middels een verzoek op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) interessante informatie boven tafel gehaald. Op hetzelfde moment dat de staatssecretaris fors bezuinigt op de gefinancierde rechtsbijstand betaalt hij de advocaten die zijn eigen beleid moeten verdedigen (de zgn. landsadvocaten) een vergoeding die ruim drie keer zo hoog ligt als de vergoeding die advocaten krijgen die aan asielzoekers worden toegewezen. Landsadvocaten mogen bedragen oplopend tot € 348 per uur declareren, terwijl het uurtarief voor ‘gewone’ advocaten vastgesteld is op € 104.
INLIA heeft zelf ook recent deze informatie opgevraagd; de IND heeft echter tot op heden niet op dit verzoek willen reageren. Aanvullend heeft INLIA ook gevraagd hoeveel tijd de landsadvocaat gemiddeld besteedt aan een zaak in hoger beroep. Gewone advocaten zullen voor het indienen van hoger beroep in een vreemdelingenrechtelijke zaak doorgaans slechts 2 uur in rekening mogen brengen. Het is dan ook interessant om te vernemen hoeveel uren de landsadvocaat voor een hoger beroep mag declareren.
Een belangrijk rechtsbeginsel in Nederland is het gelijkheidsbeginsel, opgenomen in artikel 1 van de Grondwet. Dit beginsel gaat ervan uit dat iedereen in Nederland in gelijke situaties op een gelijke manier behandeld wordt. Dat betekent ook dat partijen in een rechtszaak in principe gelijkwaardige partijen zouden moeten zijn. Dit principe van 'equality of arms' vloeit voort uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM artikel 6). Dit staat al op gespannen voet met de praktijk waarin een vreemdeling het tegen de overheid moet opnemen, maar als het verschil in de mogelijkheden om een zaak voor te bereiden op deze manier disproportioneel groot wordt gemaakt is de rechtsgelijkheid helemaal ver te zoeken.
Lees ook:
18-10-13 Bezuiniging op rechtsbijstand rampzalig voor asielzoekers