15 juni 2011

De minister is geschokt... wij ook!

Minister Leers reageerde op 11 juni jl. in Trouw op een artikel (4 juni 2011) naar aanleiding van de door INLIA onthulde 'landgebonden vertrekinformatie'.  De minister voor Immigratie en Asiel toonde zich 'geschokt' door de zelfverbranding en dood van een Iraanse asielzoeker, maar vond de suggestie van Trouw dat de overheid asielzoekers tot wanhoopsdaden drijft 'beneden alle peil' en een 'onheus verwijt'.. Ondergetekenden zonden daarop onderstaande brief aan Trouw:

Op 3 juni 2011 publiceerde Trouw onder de titel ‘Dit is bewijs voor keihard vluchtelingenbeleid' een artikel over de vertrouwelijke ‘landgebonden vertrekinformatie’ die de Stichting INLIA na een beroep op de WOB boven tafel kreeg. Daaruit bleek dat van diverse landen van herkomst van asielzoekers bekend is dat de autoriteiten onvoldoende of in het geheel niet meewerken aan de gedwongen terugkeer van afgewezen asielzoekers. De volgende dag vroeg Trouw zich in een analyse-artikel (‘IND probeert uit te stralen dat vertrek de enige optie is’, 4 juni 2011) af waarom ‘de overheid daar niet open over’ is en asielzoekers ‘drijft tot zulke wanhoopsdaden’, daarbij refererend aan de Iraanse asielzoeker die zich op de Dam in brand stak en het Armeense echtpaar dat in de vrieskou een asielzoekerscentrum verliet.

Minister Leers noemt dit in een ingezonden reactie (11 juni in deze krant) een ‘onheus verwijt’. De zelfverbranding en dood van de Iraniër hebben hem geschokt, schrijft Leers, maar ‘de oorzaak voor zoiets dieptragisch volledig bij de Nederlandse overheid leggen is beneden alle peil’.

Het woordje ‘volledig’ in deze zin roept allereerst de vraag op of de minister vanuit zijn emotie hiermee slechts extra nadruk heeft willen leggen op de inhoud van zijn verweer. Of dat hiermee impliciet, althans een gedeeltelijke, verantwoordelijkheid voor deze tragische gebeurtenis wordt erkend.

Relevanter is echter de suggestie in de brief van de minister dat aan de Iraniër zou zijn ‘verteld dat van een gedwongen uitzetting zeer waarschijnlijk geen sprake zou zijn, bij gebrek aan medewerking van zijn ambassade en zijn land.’ Helaas kan de betrokkene dit niet meer zelf bevestigen. Uit praktijkervaring en navraag bij diverse asieladvocaten, hulpverleners, deskundige organisaties, (justitie-)tolken enz. blijkt dat niemand in dit hele werkveld ooit gehoord heeft dat zoiets ooit tegen een asielzoeker is gezegd. Sterker nog, vele Iraanse asielzoekers waarvan de minister inmiddels zelf zegt dat ze niet gedwongen kunnen worden teruggestuurd, zitten in een gevangenis om zogenaamd gedwongen verwijderd te worden omdat er ‘zicht is op gedwongen verwijdering’. Dit wordt doorlopend namens de minister betoogd tegen rechtbanken en de Raad van State.

De uitlating van de minister inzake de mededeling aan de Iraniërs staat dus, om het parlementair uit te drukken, op gespannen voet met de waarheid en dat is weinig fraai te noemen. Nog erger is het dat in een niet onaanzienlijk aantal gevallen mensen in detentie worden gehouden in strijd met de wet. Als er immers geen zicht op uitzetting is mag de vreemdelingenbewaring niet worden toegepast. Dat geldt ook overigens niet alleen voor de Iraniërs, maar ook voor die andere vreemdelingen van wie de autoriteiten niet aan gedwongen terugkeer meewerken. De minister dient onmiddellijk alle (Iraanse) asielzoekers die in afwachting van hun gedwongen uitzetting in vreemdelingenbewaring onrechtmatig zijn vastgezet vrij te laten. Dat omdat de overheid, zoals de minister zelf expliciet stelt, weet dat er geen ‘zicht op uitzetting’ bestaat. En omdat de rechterlijke macht, die de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring moet toetsen aan het criterium ‘zicht op uitzetting’, bewust op het verkeerde been is gezet.
 
Jan C.W. Eggink, voorzitter INLIA
Mark J.A. Leijen, bestuurslid Vereniging Asieladvocaten en -Juristen Nederland
Geesje Werkman, Kerk in Aktie
Victor M. Scheffers, directeur Justitia et Pax
Jan van der Kolk, voorzitter Projectgroep Vluchtelingen Raad van Kerken in Nederland
Frank van Haren, advocaat (vml. advocaat van betrokkene)
Chris Keulemans, voorzitter ASKV
Anton M. van Kalmthout, hoogleraar Strafrecht en Vreemdelingenrecht Kath. Universiteit Brabant


Zie ook:
03-06-11 Ontmaskerd: rijksoverheid weet van niet-meewerkende ambassades

Aanvulling:
Naar aanleiding van de ingezonden stukken van minister Leers d.d. 11/6 en bovenstaande ondertekenaars d.d. 15/6 hebben Kamerleden van de oppositie op 20 juni jl. schriftelijke vragen gesteld, die u hier kunt lezen.