Rechtbank Zwolle: Nederlandse nationaliteit voor staatloze kinderen
Het ging in deze zaak om een staatloos (Palestijns) kind dat in Nederland is geboren en inmiddels 9 jaar oud is. De immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beriep zich in deze zaak op artikel 6 lid 1onder b van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Daarin staat dat alleen in Nederland geboren kinderen van staatloze ouders die drie jaar lang een verblijfsvergunning hebben gehad, in aanmerking komen voor het Nederlanderschap.
De Rechtbank Zwolle stelt echter vast dat uit het Verdrag van New York ter beperking van Staatloosheid (1985) volgt dat kinderen van ouders die duurzaam verblijf in Nederland hebben in aanmerking komen voor de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank overweegt:
"De uitdrukking 'habitually resided' in de Engelstalige verdragstekst duidt er op dat sprake dient te zijn van een situatie waarin iemand duurzaam in Nederland verblijft (...). Uit de verdragstekst volgt niet dat hiervoor is vereist dat het bevoegd gezag heeft ingestemd met dit duurzaam verblijf."
Verder is de rechtbank van mening dat dit internationale Staatloosheidsverdrag rechtstreekse werking heeft. Aangezien rechtstreeks werkende verdragen boven de Nederlandse wetgeving gaan, dient artikel 6 lid 1 onder b van de RWN in dit geval buiten toepassing gelaten te worden.
Wanneer staatloze kinderen precies 'duurzaam' in Nederland verblijven, is overigens nog onbekend.