21 oktober 2024

Rechtbank Utrecht: BBB-regeling voorkomt schending EU-Terugkeerrichtlijn

Rechtbank Utrecht: BBB-regeling voorkomt schending EU-Terugkeerrichtlijn
Op 15 oktober jl. oordeelde Rechtbank Utrecht in een voorlopige voorziening dat het beëindigen van de opvang van een asielzoeker uit Guinee niet in strijd is met de EU-Terugkeerrichtlijn en het zogenaamde Changu–arrest van het EU Hof van Justitie.


Het hoger beroep in de asielprocedure van de betreffende asielzoeker is op 3 oktober jl. beëindigd. Vervolgens heeft het COA per brief aangekondigd de opvang van betrokkene te zullen gaan beëindigen op 14 oktober 2024. Hierop heeft de advocaat de minister van Asiel en Migratie verzocht om een verklaring af te geven dat het terugkeerbesluit tijdelijk niet wordt uitgevoerd.

Op basis van het Changu–arrest van het Hof van Justitie van de EU van 12 september 2024 dienen de autoriteiten zo’n verklaring af te geven, als zij niet overgaan tot uitzetting. Ook dienen de autoriteiten volgens dit arrest te voorzien in basale voorzieningen opdat een asielzoeker niet in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht komt. Om deze reden heeft de advocaat bezwaar ingesteld tegen de beëindiging van de opvang en tevens de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter wijst het beroep op het Changu–arrest in dit geval af, omdat hij stelt dat “niet is gebleken dat DT&V niet in staat is” om betrokkene uit te zetten naar zijn land van herkomst. Daarnaast wijst de rechtbank op het bestaan van "de zogenoemde Bed-Bad-Brood-regeling waardoor uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat belanden". Daarom is volgens de rechtbank niet gebleken dat betrokkene in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie komt te verkeren.

Rechtbank Utrecht weet kennelijk niet dat, als de DT&V een asielzoeker geen aanbod doet voor opvang in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL, Ter Apel) en/of hem niet in vreemdelingenbewaring neemt, maar alleen de opvang door het COA beëindigd wordt, betrokkene (dus) niet uitzetbaar is. De Rechtbank Utrecht weet kennelijk ook niet dat de Bed-Bad-Brood-regeling geen landelijke dekking kent. In veel regio’s is geen LVV- of BBB-opvang, en de bestaande voorzieningen hanteren de voorwaarde dat er sprake dient te zijn van regiobinding. Daardoor is het onduidelijk of de betrokkene in deze zaak wel voor LVV- of BBB-opvang in aanmerking komt. De Rechtbank Utrecht baseert zijn uitspraak dus op onjuiste feiten.
 

Meer informatie:
De tekst van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht d.d. 15 oktober 2024 met zaaknummer AWB 24/16206 [ECLI:NL:RBDHA:2024:16721] (download pdf-bestand)

Lees ook:
17-10-24  EU Hof van Justitie: kwetsbare onuitzetbare vreemdeling heeft recht op basisvoorzieningen

Dossier Recht op Opvang in het Expertise centrum