30 september 2024

Rechtbank Den Haag stelt voor het eerst staatloosheid vast

Rechtbank Den Haag stelt voor het eerst staatloosheid vast
Sinds de wettelijke procedure op 1 oktober 2023 van kracht werd, heeft de rechtbank voor het eerst in drie zaken de staatloosheid vastgesteld van vreemdelingen die voordien geregistreerd stonden met ‘nationaliteit onbekend’.


De civiele kamer van de Rechtbank Den Haag behandelde in de afgelopen maanden drie verzoeken om vaststelling van staatloosheid, en in alle gevallen werd de staatloosheid vastgesteld.

Oezbekistan
De eerste zaak, waar de rechtbank al in mei 2024 uitspraak in heeft gedaan, betreft een vrouw uit Oezbekistan die al sinds 2001 in Nederland verblijft en pas sinds kort een reguliere verblijfsvergunning heeft.
De rechtbank concludeert dat uit een bepaling in de Oezbeekse nationaliteitswetgeving uit 1992 blijkt dat een persoon die in het buitenland verblijft en zich 5 jaar lang niet heeft geregistreerd bij de Oezbeekse ambassade, de Oezbeekse nationaliteit verliest. In het artikel staat weliswaar ook dat het verlies van kracht wordt indien een persoon hierover een decreet van de president ontvangt, maar de rechtbank concludeert daaruit niet dat het niet kunnen overleggen van zo’n decreet betekent dat betrokkene nog steeds de Oezbeekse nationaliteit heeft. Uit informatie van de DT&V is daarbij gebleken dat de consul van Oezbekistan heeft aangegeven dat betrokkene niet bekend is bij de Oezbeekse autoriteiten. Betrokkene heeft daarnaast ook nog een verklaring van de Dienst Migratie, Naturalisatie en Nationaliteit van het ministerie van Binnenlandse Zaken van Oezbekistan overlegd, waarin staat dat betrokkene niet is geregistreerd en er geen gedocumenteerd paspoort van Oezbekistan van haar bestaat. Dat de geboorteplaats die in deze verklaring vermeld wordt, afwijkt van de geboorteplaats die betrokkene in de asielprocedure heeft genoemd, vormt voor de rechtbank onvoldoende aanleiding om aan deze verklaring geen waarde te hechten, nu betrokkene ook een echt bevonden geboorteakte heeft overlegd met de betreffende geboorteplaats. Op basis van al deze feiten komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat betrokkene haar Oezbeekse nationaliteit verloren heeft, en thans dus staatloos is.  

Cuba
In de tweede zaak gaat het om een kind van twee Cubaanse vluchtelingen die tijdelijk in Ecuador hebben verbleven en later asiel hebben aangevraagd in Nederland, wat ook is ingewilligd door de IND. 
De rechtbank stelt dat beide ouders de Cubaanse nationaliteit hebben en dat zij voor het verkrijgen van de Cubaanse nationaliteit voor het kind een verzoek zouden moeten indienen bij de Cubaanse ambassade. Van de ouders kan echter niet verlangd worden dat zij zich tot de ambassade wenden, nu de IND erkent dat zij gevaar lopen vanwege problemen met de Cubaanse autoriteiten. Verder geeft de rechtbank aan dat niet gebleken is dat betrokkenen de Ecuadoraanse nationaliteit hebben verkregen, vanwege hun tijdelijke verblijf in Ecuador. Ook zijn er geen aanwijzingen dat het kind zelf op het grondgebied van Ecuador heeft verbleven, zodat er niet voldaan wordt aan de Ecuadoraanse wetgeving om de Ecuadoraanse nationaliteit te verkrijgen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het kind niet door enige staat als onderdaan wordt beschouwd en aldus staatloos is.

Palestina
In de derde zaak ging het om een Palestijn die geboren is in de Verenigde Arabische Emiraten uit een Palestijnse vader en een Syrische moeder. Betrokkene beschikt over een Palestijns paspoort, een Syrisch reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen en een UNRWA – registratie. Betrokkene is getrouwd met een vrouw met de Syrische nationaliteit.
De rechtbank komt op basis van de nationaliteitswetgevingen van de landen waar betrokkene heeft verbleven tot de conclusie dat betrokkene nooit de nationaliteit van één van deze landen heeft kunnen  verkrijgen, noch via zijn ouders noch via zijn huwelijk met een Syrische vrouw, en concludeert daarom dat betrokkene staatloos is.

 

Meer informatie:
De drie uitspraken van de Rechtbank Den Haag op:
- het verzoek van de vreemdelinge uit Oezbekistan: uitspraak d.d. 7 mei 2024 met zaaknummer C/09/654944 [ECLLI:NL:RBDHA:2024:6968]
- het verzoek van twee Cubaanse vluchtelingen: uitspraak d.d. 8 augustus 2024 met zaaknummer C/09/665531 [ECLI:NL:RBDHA:2024:12597]
- het verzoek van de Palestijnse vluchteling: uitspraak d.d. 23 augustus 2024 met zaaknummer C/09/665541 [ECLI:NL:RBDHA:2024:13673]
(links naar de website uitspraken.rechtspraak.nl)

Lees ook:
16-01-23  Vaststellingsprocedure voor staatloosheid eindelijk van kracht

Dossier Staatloosheid in het Expertisecentrum