24 juli 2024

Noodzakelijke medische behandeling niet toegankelijk in Angola

Noodzakelijke medische behandeling niet toegankelijk in Angola
De Rechtbank Groningen heeft op 8 juli 2024 geoordeeld dat de IND de aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden van een Angolese asielzoeker ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank vindt dat de IND beter moet onderzoeken of de medische behandeling die de asielzoeker nodig heeft in Angola wel beschikbaar en voor betrokkene toegankelijk is.


De IND wees de aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden van een Angolese asielzoeker met ernstige psychische problematiek (o.a. schizofrenie en een licht verstandelijke beperking) af, omdat volgens informatie van het Bureau Medische Advisering van de IND (BMA) bij het uitblijven van behandeling weliswaar een medische noodsituatie op korte termijn werd verwacht, maar de noodzakelijke medische behandeling voor betrokkene in Angola wel aanwezig is.

Uit informatie die namens de asielzoeker werd ingebracht, blijkt echter dat er serieuze twijfels zijn over de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke psychiatrische behandeling in Angola. In het Luanda Psychiatric Hospital is te weinig behandelcapaciteit door een gebrek aan psychiaters en psychologen en een tekort aan medicijnen, voedsel, kleding, lakens en behandelruimten, zo blijkt uit meerdere artikelen. De directeur van het ziekenhuis bevestigt ook dat er problemen zijn met het ontvangen van fondsen en een tekort aan psychiaters, waardoor lange wachttijden bestaan.  

Gezien deze twijfels over de feitelijke toegankelijkheid tot de noodzakelijke psychiatrische behandeling en het feit dat betrokkene een kwetsbare persoon is met ernstige psychische problematiek, oordeelt de rechtbank dat de IND beter zal moeten onderzoeken en motiveren waarom zij vindt dat de noodzakelijke behandeling in Angola voor betrokkene wel toegankelijk is. Het beroep van de asielzoeker wordt gegrond verklaard, omdat de besluiten van de IND naar het oordeel van de rechtbank in strijd zijn met de beginselen van zorgvuldigheid en deugdelijke motivering die zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (art. 3:2 en 3:46 Awb).


Meer informatie:
De tekst van de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen d.d. 8 juli 2024 met zaaknummers NL24.19278 en NL24.22773 [ECLI:RBDHA:2024:10504] (link naar de website rechtspraak.nl)

Lees ook:
27-07-17   Raad van State: Bureau Medische Advisering is niet onpartijdig
31-03-15   Ombudsman: Bureau Medische Advisering onderzoekt onvoldoende