19 februari 2024

EU Hof van Justitie: elk arrest is een nieuw element

EU Hof van Justitie: elk arrest is een nieuw element
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in antwoord op vragen van een Duitse rechter uitgesproken, dat elke uitspraak van het Hof over hoe een EU-richtlijn moet worden uitgelegd een nieuw element of feit oplevert, dat in een opvolgende asielaanvraag gebruikt kan worden.


Deze uitspraak van het Europese Hof (HvJEU) d.d. 8 februari 2024, in antwoord op prejudiciële vragen van de Duitse rechter, is ook voor het Nederlandse asielbeleid belangwekkend. Het Hof geeft aan dat elke uitspraak van het Hof over hoe een EU-richtlijn uitgelegd moet worden, een nieuw element en/of feit oplevert, waarmee een asielzoeker een opvolgende aanvraag kan doen indien de richtlijn in het verleden verkeerd werd uitgelegd en de juiste toepassing waarschijnlijk tot de verlening van een asielstatus zou hebben geleid.

Dit lijkt misschien een logische uitspraak, maar de jurisprudentie van de Raad van State was tot op heden dat o.a. een uitspraak van het HvJEU over de juiste uitleg van een richtlijn géén nieuw feit opleverde voor een opvolgende asielaanvraag, ook al was duidelijk dat de richtlijn in het verleden verkeerd was uitgelegd en toegepast door de IND.

Daarbij komt het nogal eens voor dat de stringente uitleg die de IND en/of de Nederlandse rechter aan een EU–richtlijn gaven later onjuist bleek te zijn. Opvolgende asielaanvragen waarin een asielzoeker bijvoorbeeld nieuwe documenten inbracht waarvan de IND de authenticiteit niet kon vast stellen, werden tot medio 2021 standaard afgewezen. Het HvJEU oordeelde op 10 juni 2021 echter dat dit in strijd was met EU-richtlijnen. Asielzoekers van wie de asielaanvraag daarvoor, in strijd met deze uitspraak van het HvJEU, was afgewezen, konden echter geen nieuwe asielaanvraag doen, omdat de uitspraak van het HvJEU niet als relevant nieuw feit of omstandigheid (novum) werd beschouwd.

 

Meer informatie:
Uit alinea 54 van het arrest: “(…) dat artikel 33, lid 2, onder d), en artikel 40, leden 2 en 3, van richtlijn 2013/32 aldus moeten worden uitgelegd dat elk arrest van het Hof, daaronder begrepen een arrest waarin enkel een bepaling van het Unierecht wordt uitgelegd die reeds van kracht was op het tijdstip waarop op een vorig verzoek werd beslist, een nieuw element vormt in de zin van deze bepalingen, ongeacht het tijdstip waarop het arrest is gewezen, indien het de kans aanzienlijk groter maakt dat de verzoeker in aanmerking komt voor erkenning als persoon die internationale bescherming geniet.”

De volledige tekst van het arrest van het Hof van Justitie van de EU (Grote kamer) d.d. 8 februari 2024 in de procedure van A.A. tegen de Bundesrepublik Deutschland, met zaaknummer C-216/22, ECLI:EU:C:2024:122  (download pdf-bestand, 9 pag’s)

Lees ook:
11-06-21  EU Hof van Justitie: eisen aan documenten bij opvolgende aanvragen veel te hoog