15 januari 2024

Raad van State: uit schaamte kan asielzoeker soms niet eerder verklaren

Raad van State: uit schaamte kan asielzoeker soms niet eerder verklaren
Op 13 december 2023 heeft de Raad van State bepaald dat de IND bij opvolgende asielaanvragen ook rekening moet houden met het feit dat een asielzoeker uit schaamte en vermijdingsdrang niet eerder heeft kunnen verklaren over de martelingen en het seksuele geweld waarvan hij het slachtoffer is geweest.


In dit geval gaat het om een asielzoeker uit Turkije aan wie in Turkije in 2010 een levenslange gevangenisstraf is opgelegd. Op grond daarvan heeft de IND hem in 2012 artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag tegengeworpen. Op grond van dit artikel kan iemand die wordt verdacht van het plegen van oorlogsmisdaden of ernstige mensenrechtenschendingen worden uitgesloten van een asielstatus. Het destijds hiertegen ingediende beroep werd ongegrond verklaard.

Nieuwe verklaring in opvolgende asielaanvraag
In het kader van een opvolgende asielaanvraag heeft betrokkene aangevoerd dat de veroordeling in Turkije is gebaseerd op bekentenissen die zijn verkregen door martelingen en seksueel geweld. Hierover heeft hij tijdens zijn eerste asielprocedure uit schaamte en uit vermijdingsdrang niet kunnen verklaren. Ter onderbouwing heeft hij een rapportage van het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) overgelegd die dit bevestigt, waarbij ook gekeken is naar de aanwezige littekens in relatie tot de gestelde martelingen. De IND wijst de aanvraag echter af, omdat zij de verklaringen van betrokkene over de martelingen en waarom hij dit niet eerder heeft aangegeven, ongeloofwaardig vindt.

Hoger beroep IND ongegrond
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de IND onvoldoende gemotiveerd heeft dat schaamte betrokkene niet heeft belemmerd bij het verklaren. Ook is het medisch steunbewijs onvoldoende bij het oordeel betrokken, waaronder inbegrepen het op initiatief van de staatssecretaris verrichte onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). De Raad van State is het eens met de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de IND dan ook ongegrond. Dat de asielzoeker pas later in de procedure over de martelingen en het seksuele geweld heeft verteld had de IND hem niet zo zwaar mogen aanrekenen.

Na marteling geen 1F
De Raad van State bevestigt in deze uitspraak dat, wanneer een strafrechtelijke veroordeling mede gebaseerd is op met behulp van marteling verkregen bekentenissen, de IND die veroordeling niet als reden kan aanvoeren om artikel 1F tegen te werpen. Een vonnis dat mede is gebaseerd op een onder marteling verkregen bekentenis is in strijd met het recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Verder is het goed dat de Raad van State thans oog heeft voor het feit dat een asielzoeker die het slachtoffer is geweest van martelingen en seksueel misbruik, soms uit schaamte en/of vermijdingsdrang pas in een later stadium daarover kan verklaren. Dit kan dan zelfs betekenen dat artikel 1F niet langer tegengeworpen kan worden. Dat is bijzonder te noemen, want tot nu toe was het in zaken waarin artikel 1F eerder is tegengeworpen zo goed als onmogelijk om die tegenwerping later nog van tafel te krijgen.

 

Meer informatie:
De volledige uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 13 december 2023 met nr 2021208163/1/V3,  ECLI:NL:RVS:2023:4620  (download pdf-bestand, 6 pagina's)

Lees ook:
19-07-22  Raad van State: IND moet beter kijken naar dwang in 1F-zaken

Dossier 1F Vluchtelingenverdrag in het Expertisecentrum