Raad van State: loopbrief doet Dublintermijn aanvangen
Op 21 september 2023 heeft de Raad van State bepaald dat de termijn waarin een Dublinclaim gelegd kan worden bij een andere EU-lidstaat aanvangt op het moment van afgifte van een zogeheten ‘loopbrief’ op het aanmeldcentrum in Ter Apel. Niet het moment waarop een asielaanvraag via het ‘M35-H formulier’ door de asielzoeker wordt ingediend is hiervoor bepalend. Tot nu toe ging de IND daar wel van uit.
Deze zaak betrof een Jemenitisch gezin dat zich op 6 september vorig jaar in Ter Apel meldde om asiel aan te vragen. Zoals iedereen die zich meldt aan de poort van het aanmeldcentrum kreeg ook dit gezin een loopbrief van de IND. Vanwege de grote drukte en de personele onderbezetting in Ter Apel, werd het gezin pas op 9 september 2022 de mogelijkheid geboden om de asielaanvraag met het M35-H formulier officieel in te dienen.
Omdat betrokkenen via Duitsland Nederland waren binnen gereisd zou Duitsland op grond van de Overeenkomst van Dublin verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor het in behandeling nemen van hun asielaanvraag. De IND diende echter pas op 7 december 2022 een terugnameverzoek bij Duitsland in, en een dergelijk verzoek moet binnen drie maanden na het indienen van de asielaanvraag worden gedaan. Na het verstrijken van die termijn moeten de Nederlandse autoriteiten de asielaanvraag zelf in behandeling nemen.
Op basis van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU komt de Raad van State tot de conclusie dat een loopbrief kan worden beschouwd als een “door een overheidsinstantie opgesteld document dat geldt als bewijs dat een vreemdeling om internationale bescherming heeft verzocht” (r.o.9.1). In deze zaak betekende dat, dat de termijn voor het indienen van een terugnameverzoek (op basis van art 23 lid 2 van de Dublinverordening) op 6 september en niet op 9 september 2022 was aangevangen en dat het terugnameverzoek aan Duitsland van 7 december 2022 dus te laat was ingediend, waardoor de IND de asielaanvraag alsnog in behandeling moet nemen. Hiermee komt de Raad van State terug op haar eerdere jurisprudentie hierover.
Het is nog wel de vraag of een loopbrief ook geldt als bewijs op welke datum de nationale asielprocedure is begonnen. Voor de nationale asielprocedure geldt normaal een beslistermijn van 6 maanden. Op dit moment is de beslistermijn echter verlengd naar 15 maanden. Als reden hiervoor wordt aangegeven dat er sprake is van een hoge instroom. De instroom is echter niet bijzonder hoog, maar de IND heeft al enige tijd onvoldoende capaciteit om de huidige instroom aan te kunnen. Indien er niet binnen deze termijn beslist wordt, wat nogal eens gebeurt, kan een dwangsom verkregen worden. Over de zogeheten ‘generieke verlenging’ van de beslistermijn in asielzaken met 9 maanden wordt bovendien nog geprocedeerd: de Rechtbank Amsterdam heeft het niet rechtsgeldig verklaard en het wachten is nu op de uitspraak in hoger beroep door de Raad van State.
Meer informatie:
De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 september 2023 met zaaknr 202302386/2/V2, ECLI:NL:RVS:2023:3569 (download pdf-bestand, 7 pagina's)
Lees ook:
20-02-23 Rechtbank Amsterdam: verlengen beslistermijn in asielprocedure niet rechtmatig
21-04-23 IND moet nog steeds dwangsommen betalen