Defence for Children: gezinslocaties zijn schadelijk voor kinderen
Gezinslocaties zijn bedoeld als sobere opvangvoorziening voor uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen. Voordien werden zij op grond van de Koppelingswet (1998) op straat gezet, maar daarmee schond Nederland het Europees Sociaal Handvest, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. De NGO-coalitie ‘Geen Kind op Straat’, waar naast DCI ook INLIA deel van uitmaakte, diende daarom in 2007 een klacht in bij het Europees Comité voor Sociale Rechten van de Raad van Europa. De klacht werd in 2009 gegrond verklaard: de staat is verplicht adequate opvang en verzorging te bieden aan kinderen zolang zij zich in Nederland bevinden. De toenmalige voor asiel verantwoordelijke minister Gerd Leers wilde echter minderjarige kinderen met hun ouders op straat blijven zetten en procedeerde tevergeefs door tot aan het Gerechtshof Den Haag en de Hoge Raad. Dit hoogste rechtscollege verwierp in 2012 het cassatieberoep van de minister: het op straat zetten van kinderen is inhumaan en onrechtmatig.
Ongeschikt
In 2011 startte het COA met gezinslocaties in Katwijk en Gilze Rijen, speciale asielzoekerscentra met een ‘sober voorzieningenniveau’ en ‘op vertrek ingericht’. UNICEF en Defence for Children concludeerden eind 2011 al dat die locaties ‘ongeschikt zijn om kinderen op te vangen’, en dat werd bevestigd in latere onderzoeken van de Werkgroep ‘Kind in AZC’, de Inspectie van het Onderwijs en het VN Kinderrechtencomité.
Beperking
Gezinnen die in een gezinslocatie (GLO) terecht komen, leefden door de lange asielprocedures daarvóór vaak al jaren in onzekerheid en zijn door het COA vaak van de ene naar de andere locatie overgeplaatst. Eenmaal in een gezinslocatie worden ze geconfronteerd met beperkende omstandigheden en strenge regels; zo hebben volwassenen een dagelijkse meldplicht en mogen ze niet werken of een opleiding volgen. Meerdere gezinnen moeten vaak woonkamers of keukens delen, waardoor kinderen veel zorgen van hun ouders en anderen meekrijgen, omdat ze zich niet kunnen terugtrekken.
Wachten in angst
Als de Dienst Terugkeer & Vertrek het gedwongen vertrek kan realiseren, worden gezinnen ’s ochtends heel vroeg door politie en andere ambtenaren in uniform van hun bed gelicht; de permanente angst voor uitzetting zorgt voor veel spanning en stress bij de kinderen. Toch hebben veel bewoners in de GLO rechtmatig verblijf en maken ze nog kans op een asielstatus, bijvoorbeeld vanwege gewijzigde omstandigheden in het land van herkomst of omdat ze nieuw bewijs hebben verkregen, dat hun asielaanvraag onderbouwt. Ook is het mogelijk dat ze alsnog in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning wegens humanitaire omstandigheden, medische redenen of gewijzigd beleid t.a.v. kinderpardon- of buitenschuld-regelingen. De term ‘uitgeprocedeerd’ is op hen dan ook lang niet altijd van toepassing. Ongedocumenteerde asielzoekers die niet meer in een procedure zitten moeten vaak jarenlang wachten, omdat ambassades van landen van herkomst niet, of pas na heel lange tijd, bereid zijn reisdocumenten te verstrekken waarmee de uitzetting kan worden geëffectueerd.
Gemeentelijke jeugdzorgplicht
Volgens de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk voor het bieden van passende ondersteuning, hulp en zorg aan alle jeugdigen die wonen in die gemeente, en dat aanbod moet ‘kwalitatief en kwantitatief toereikend’ zijn (art 2.6 Jeugdwet). DCI concludeert dat gemeenten daarbij worden gehinderd door de tegenstrijdige belangen van enerzijds de Jeugdwet en anderzijds het restrictief vreemdelingenbeleid. Er bestaat terughoudendheid ten aanzien van het inzetten van jeugdzorg, vanuit de verwachting dat gezinnen mogelijk al snel zullen worden uitgezet.
Bovendien speelt een rol dat vanuit de landelijke politiek de nadruk wordt gelegd op vertrek en daarom op het voorkómen dat gezinnen zich teveel gaan hechten aan de Nederlandse samenleving, wat de ‘terugkeerbereidheid van ouders zou doen afnemen’.
‘Dweilen met de kraan open’
“Het huidige systeem waarin kinderen lange tijd in onzekerheid verblijven, de strenge en sobere leefomstandigheden en het vele verhuizen is zo slecht voor de ontwikkeling en het mentale welzijn van kinderen, dat geen jeugdhulp daartegenop kan. (…) Het is de gezinslocatie zelf die hun problematiek in stand houdt en verergert.”, aldus mr Martin Vegter van DCI. Daarom luidt de eerste aanbeveling uit dit rapport aan de Rijksoverheid: ‘schaf gezinslocaties in hun huidige vorm als opvangvorm af’.
Verder wordt o.a. aanbevolen gedwongen verhuizingen te stoppen, de verblijfsprocedures te verkorten, en laagdrempelige opvoedondersteuning voor ouders en een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor kinderen aan te bieden op iedere opvanglocatie.
Meer informatie:
Het rapport ‘Dweilen met de kraan open - de bedreigde ontwikkeling van kinderen in gezinslocaties en de drempel tot adequate (jeugd)hulp’ dat op Wereldvluchtelingendag aan de Tweede Kamer is aangeboden, is te downloaden van de website van DCI (pdf-bestand, 64 pagina’s, 1,4 MB).
Lees ook:
29-07-10 Hof Den Haag: Justitie mag geen kinderen op straat zetten
12-01-12 UNICEF en DCI: gezinsopvanglocaties ongeschikt voor kinderen
21-09-12 Hoge Raad verwerpt cassatieberoep van de minister
Dossier Recht op Opvang in het Expertisecentrum