In Memoriam Huub Oosterhuis
Dit gedicht schreef Huub Oosterhuis in 2015 om de campagne voor een pardon voor alle in Nederland gewortelde kinderen te ondersteunen:
LAAT ZE BLIJVEN
Waar je bent geboren en getogen,
moet je daarvandaan –
wie heeft dat beslist?
Had je willen zijn geboren
als je dat tevoren wist?
Handen af, zingt mijn geweten,
laat ze blijven, laat ze blijven.
God en bijna iedereen
staat aan hun kant.
Overheid,
doe niet zo verbeten.
Maak een beter
liever Nederland.
(gepubliceerd in de bundel 'Die wij denken', uitg. Ten Have, 2017)
Op veel plaatsen in het Oude Testament vinden we de opdracht om te zien naar de weduwe, de wees en de vreemdeling. In de bundel 'Deze geboren vreemdeling' (2004) schreef Huub Oosterhuis over hoe we die opdracht moeten verstaan:
Woorden van Mozes in het boek Deuteronomium:
Besnijdt de voorhuid van jullie harten
en weest niet langer halsstarrig, want:
JHWH die jullie God is
die is de god van de goden
en de heer der heren,
dé God, dé grote, de sterke, de ontzagwekkende,
die niemand naar de ogen ziet
en geen steekpenning aanneemt,
die recht doet aan wees en weduwe,
die de vreemdeling liefheeft
die hem brood en kleding geeft.
Gij zult liefhebben de vreemdeling
want zelf zijn jullie vreemdelingen geweest
in het land Egypte.
(Deut. 10: 16-19)
Dit woord over de liefde tot de vreemdeling is geen bevel maar een voorbede, het smeekt ons. Het zegt: jij bent toch zelf ooit een vreemdeling geweest, in een of ander Egypte, in een of meerdere diensthuizen? ‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht,’ zeg je.
(…)
Het komt wel eens voor, zelfs in onze tegen allerlei eventualiteiten verzekerde samenleving, dat iemand de ongemakkelijke eer te beurt valt een ‘vreemdeling’ tegen het lijf te lopen. Heb hem lief die jouw God is of, met andere woorden, heb lief die vreemdeling: dat heb je niet zelf bedacht, je keek wel uit; dat heb je gehoord, of je wilde of niet, eerst wilde je niet, toen heb je geluisterd. Als je ‘in contact’ komt met een vreemdeling, kan het je duidelijk worden hoe concreet de mogelijkheid tot liefde is, en wat dat behelst, ‘liefde doen’.
(…)
Er staat niet dat je ze moet omarmen en niet dat je warme gevoelens voor ze moet koesteren. De uitleg van het woord ‘liefde’ is ‘brood en kleding’. Brood en kleding zijn elementaire levensbehoeften. ‘Liefhebben’ blijkt in die spreuk over de vreemdeling te betekenen: in leven laten; in het leven, dat meest kostbare mensenrecht.
Zoals ‘liefde’ tot je naaste wortelt in het besef van gelijkheid, dat je bent zoals hij of zij: zo wortelt ‘liefde’ tot de vreemdeling in het besef dat je zelf ook een vreemdeling bent, geweest bent, kunt worden. Wie het leven een beetje kent, sluit dat niet uit. ‘Liefde’ staat er.
Om te leren wat liefde is, moet je je wagen aan de moeilijkste liefde: de liefde tot de vreemdeling. Opdat de samenleving der mensen niet zal wegzakken in schijn-liefde, apen-liefde, bezitters-liefde, bloed-liefde, bloed-en-bodem-liefde, daarom wordt ons gevraagd de vreemdeling lief te hebben. Dit woord is de kortste samenvatting, en de hevigste toespitsing, van de bijbelse levensleer.
(Citaat van Huub Oosterhuis uit ‘Deze geboren vreemdeling’, uitg. De Prom, november 2004; pag. 350-352)
Op 10 maart 2007 mochten we Huub Oosterhuis verwelkomen als gastspreker tijdens onze Landelijke Charterdag, die dat jaar in de Emmauskerk in Amersfoort plaatsvond. Op zijn verzoek zongen we, als omlijsting van zijn inspirerende toespraak (zie foto), samen enkele van zijn liederen, waaronder het speciaal geschreven:
Lied van Generaal Pardon
In Holland vallen geen bommen.
In Holland vallen mensen
in een diep, zwart gat.
Als je papieren niet deugen,
maak je bij ons geen kans.
Moest jij je land ontvluchten?
Dat is dan jammer voor jou.
Maar nog vóór het wintert,
waait iets van lente aan:
stemmen zijn opgestaan,
willen opnieuw beginnen.
Rechtop komen te voorschijn
onder de lentezon
al onze vreemde bekenden
en vernemen de woorden
van Generaal Pardon:
Zomer tweeduizendzeven
toekomst op een kier:
leven zullen zij,
veilig wonen zullen zij hier.
Lees ook:
Op de website van de Raad van Kerken in Nederland schreef Peter Nissen dit In Memoriam: Huub Oosterhuis: lieddichter over kerkmuren heen