21 september 2022

Raad van State kent rechten van het kind meer waarde toe in kinderpardonzaken

Raad van State kent rechten van het kind meer waarde toe in kinderpardonzaken
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State deed op 17 augustus 2022 opmerkelijke uitspraken in twee kinderpardonzaken. De IND had in beide zaken een verblijfsvergunning geweigerd aan het hele gezin vanwege gedragingen van (één van) de ouders. Essentieel voor het oordeel van de Afdeling is de indringendere toetsing aan het evenredigheidsbeginsel.


Volgens dit evenredigheidsbeginsel dienen eerst de IND en daarna de bestuursrechter indringend te toetsen aan de fundamentele mensenrechten die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). 

In de ene zaak ging het om een moeder en zoon uit Kenia, waarbij de IND tegenwierp dat de moeder haar werkelijke identiteit niet zou hebben aangetoond. Volgens de Raad van State was er geen sprake van werkelijke identiteitsverwarring en daarom mag de IND dan ook niet meer aan de zoon tegenwerpen dat de moeder haar identiteit niet kon aantonen. Het aan de zoon toerekenen van het handelen en nalaten van de moeder beoordeelt de Afdeling als onredelijk bezwarend (r.o. 9.17.2).

In de andere zaak ging het om een gezin met drie minderjarige kinderen, van wie de aanvraag voor het kinderpardon is afgewezen vanwege strafrechtelijke veroordelingen van de vader. De Raad van State geeft echter aan dat de IND in de door betrokkenen aangedragen omstandigheden aanleiding had moeten zien om het handelen en nalaten van de vader niet aan de rest van het gezin tegen te werpen. Betrokkenen hebben daarbij terecht gewezen op de geringe aard en ernst van de misdrijven en het aanzienlijke tijdsverloop sindsdien. Er bestaat volgens de Afdeling geen daadwerkelijk gevaar voor de openbare orde als het hele gezin een verblijfsvergunning krijgt. Ook in deze zaak vindt de Afdeling het toerekenen aan de kinderen van het handelen en nalaten van de vader onredelijk bezwarend (r.o. 7.4).

In beide zaken vernietigt de Afdeling de beslissing en moet de IND een nieuwe beslissing nemen. Deze uitspraken zijn opmerkelijk te noemen, want eerder vond de Raad van State het geen bezwaar dat gedragingen van (één van) de ouders aan het kind werden tegengeworpen. Dit terwijl ook toen door de advocatuur al herhaaldelijk werd aangevoerd dat het toerekenen van het gedrag van (één van) de ouders in veel gevallen in strijd is met de rechten van het kind. Sinds de toeslagen-affaire kijkt de Raad van State gelukkig echter anders naar dit soort zaken.  
 

Meer informatie:
Het persbericht van de Raad van State d.d. 17 augustus 2022 ‘Afdeling bestuursrechtspraak verduidelijkt beoordeling evenredigheid in ‘kinderpardonzaken’ met links naar de beide uitspraken met resp. nr 202006602/1 en 202006606/1

Lees ook: 
20-07-22  Raad van State: altijd belangenafweging bij verzoek om gezinshereniging
22-11-21  Raad van State trekt lessen voor de toekomst