Rechtbank: vreemdelingenbewaring in strijd met EU Terugkeerrichtlijn

Volgens de rechtbank vertoont de manier waarop vreemdelingenbewaring wordt uitgevoerd te weinig onderscheid met strafrechtelijke detentie, en dat is in strijd met de Terugkeerrichtlijn, zo blijkt uit een recent arrest van het Hof van Justitie van de EU.
Het Hof legt in het arrest K. op 10 maart 2022 artikel 16 van de EU richtlijn 2008/115 (de Terugkeerrichtlijn) zo uit dat vreemdelingenbewaring alleen plaats mag vinden in een ‘speciale inrichting voor bewaring’ die zich dient te onderscheiden van strafrechtelijke detentie, en in Nederland is dat naar het oordeel van de Rechtbank Zwolle onvoldoende het geval.
Het Hof stelt in het arrest K. ook vast dat …de met het oog op verwijdering bevolen bewaring van een illegaal verblijvende derdelander enkel tot doel heeft de doeltreffendheid van de terugkeerprocedure te waarborgen en niet bedoeld is als straf (geciteerd door de Rechtbank Zwolle in rechtsoverweging 5.2.1).
Opmerkelijk is dat de staatssecretaris (‘verweerder’) zich ter verdediging van zijn standpunt voor de Rechtbank Zwolle beriep op een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 november 2020, waarin de Afdeling nog oordeelde dat vreemdelingenbewaring niet in strijd zou zijn met art 16 van de Terugkeerrichtlijn. Voor de Raad van State was het gescheiden onderbrengen van vreemdelingen (ook wel: derdelanders) en strafrechtelijk gedetineerden voldoende om aan de richtlijn te voldoen, ook al vallen beide onder hetzelfde regime, nl. de Penitentiaire Beginselenwet.
De Rechtbank Zwolle schrijft daarover in overweging 5.2.3 het volgende:
Deze Afdelingsuitspraak dateert echter van voor het arrest K. waarin het Hof richting geeft aan invulling van het begrip speciale inrichting voor bewaring. Zo geeft het Hof, zoals hiervoor onder 5.2.1 aangegeven, onder meer aan dat het feit dat de nationale regels inzake de tenuitvoerlegging van straffen van toepassing zijn – al was het maar bij analogie – op de bewaring van derdelanders in afwachting van hun verwijdering, een sterke aanwijzing dat een dergelijke bewaring niet plaatsvindt in een „speciale inrichting voor bewaring”. Verweerder stelt weliswaar dat strafrechtelijk en vreemdelingrechtelijk gedetineerden van elkaar gescheiden zijn, maar het Hof heeft daarover gezegd dat het enkele feit dat illegaal verblijvende derdelanders en gewone gevangenen binnen een en dezelfde detentie-inrichting van elkaar zijn gescheiden, niet volstaat om te kunnen aannemen dat het deel van die inrichting waar die derdelanders met het oog op verwijdering in bewaring worden gehouden, een „speciale inrichting voor bewaring” is. Verweerder heeft zich ook niet dan wel onvoldoende uitgelaten over de door het Hof genoemde aspecten, (…) zoals bijvoorbeeld de inrichting van de ruimten die specifiek bestemd zijn voor de bewaring van derdelanders, aan de regels die hun bewaringsomstandigheden bepalen en aan de specifieke kwalificaties en taken van het personeel dat verantwoordelijk is voor de inrichting waarin die bewaring plaatsvindt. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat verweerder met de in dit geval gegeven motivering onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een speciale inrichting voor bewaring, als bedoeld in artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn.
De rechtbank acht de vreemdelingenbewaring dan ook onrechtmatig en kent de vreemdeling een schadevergoeding toe. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Consequenties
Voor de toepassing van vreemdelingenbewaring in Nederland lijken deze uitspraak van de Rechtbank Zwolle en de eerdere uitspraak van het Hof van Justitie van de EU nogal wat consequenties te hebben. Vreemdelingen die nu nog in vreemdelingenbewaring zitten, kunnen zich op deze uitspraak beroepen bij een verzoek tot opheffing van de vreemdelingenbewaring.
Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank Zwolle d.d. 25 maart 2022 met zaaknummer NL22.4523 [ECLI:NL:RBDHA:2022:3986] (link naar rechtspraak.nl)
De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 25 november 2020 met zaaknummer 202004723/1/V3 [ECLI:NL:RVS:2020:2795] (link naar rechtspraak.nl)
Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg d.d. 10 maart 2022 in de zaak K. in tegenwoordigheid van Landkreis Gifhorn (prejudiciële vragen van Amtsgericht Hannover) met zaaknr C-519/20 [ECLI:EU:C:2022:178] (download Nederlandstalig pdf-bestand, 18 pagina’s)
Lees ook:
25-05-21 ACVZ: bewaring is niet de oplossing voor terugkeerproblematiek
Dossier Vreemdelingenbewaring in het Expertise centrum
Foto © MaddieRedPhotography | Dreamstime.com