Rechtbank verwerpt de wet opschorten dwangsommen IND
Wie te lang moet wachten op een beslissing van een overheidsorgaan kan naar de bestuursrechter stappen om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechter kan dan een termijn opleggen waarbinnen het overheidsorgaan een besluit moet nemen, en daar een dwangsom aan verbinden die moet worden betaald aan de betrokkene als die termijn wordt overschreden.
Achterstanden
Vanwege de opgelopen achterstanden in ruim 15.000 dossiers bij de IND moest die dienst twee jaar geleden meer dan € 40 miljoen aan dwangsommen betalen aan asielzoekers die veel te lang moesten wachten op een beslissing in hun asielprocedure. Het kabinet stelde daarom een ‘Taskforce IND’ in die de achterstanden moest wegwerken en liet het parlement een Tijdelijke Wet Opschorting Dwangsommen IND aannemen.
Deze wet, die in werking trad op 11 juli 2020 en eerst maar voor één jaar zou gelden, is van kracht gebleven omdat inmiddels bij het parlement een wetsvoorstel is ingediend dat voorziet in een definitieve ‘herziening van de regels voor het niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000’.
Op grond van de nu geldende regels kan een asielzoeker wel beroep aantekenen bij de bestuursrechter tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag door de IND, maar kan de rechter geen dwangsom opleggen om af te dwingen dat het bestuursorgaan de door de rechter opgelegde beslistermijn ook respecteert.
'Stok achter de deur'
Daarover heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Arnhem, nu geoordeeld dat het ontbreken van een alternatief voor de dwangsom in de tijdelijke wet in strijd is met het Unierecht. Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie schrijft in artikel 47 namelijk voor dat iemand wiens recht is geschonden (in dit geval: het recht op een tijdige beslissing op de asielaanvraag) recht heeft op ‘een doeltreffende voorziening in rechte’, en die ontbreekt in de tijdelijke wet.
Zoals de rechtbank het in een persbericht verwoordt:
“Dat een vreemdeling beroep kan instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit in de asielprocedure is onvoldoende. De bestuursrechter moet namelijk ook middelen hebben om de naleving door het bestuursorgaan van de rechterlijke uitspraak te waarborgen. (…) Hoewel die ‘stok achter de deur’ niet hoeft te bestaan uit een dwangsom heeft de wetgever in de Tijdelijke wet onvoldoende in een alternatief voorzien.”
Daarom verklaart de rechtbank de wet op dat punt onverbindend, en legt aan de IND een beslistermijn (van acht weken) èn een bijbehorende dwangsom op (namelijk € 100 voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500).
Negatieve adviezen Raad van State
De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND maakt het niet alleen onmogelijk om dwangsommen op te leggen aan de IND, maar ontnam ook de mogelijkheid om überhaupt beroep in te stellen bij de rechter tegen het niet tijdig beslissen door de IND. De Afdeling Advisering van de Raad van State heeft er echter voor gezorgd dat dat vanaf één jaar na inwerkingtreding weer mogelijk werd. De Raad van State schreef in zijn advies, gepubliceerd op 28 mei 2020. dat de wet haar doel voorbij schiet; om ervoor te zorgen dat de IND op tijd op een aanvraag beslist zijn bij de IND andere, structurele oplossingen nodig, en de RvS adviseerde om de beroepsmogelijkheid bij de bestuursrechter in stand te laten.
Wat betreft het wetsvoorstel voor een definitieve regeling, dat nu aanhangig is bij de Tweede Kamer, constateert de Afdeling Advisering dat “de dwangsomregeling in 2009 bewust is ingevoerd voor de hele overheid” en dat de regering niet uitlegt “waarom vreemdelingenzaken zo uitzonderlijk zijn dat zij hiervan moeten worden uitgezonderd” .“De tijdelijke opschorting van de regeling om de achterstanden sneller weg te werken is nog aanvaardbaar, maar zonder nadere motivering geldt dat niet voor een definitieve afschaffing”, aldus de Raad van State in het advies, gepubliceerd op 3 maart 2021.
Van de gevolgen van het ontbreken van middelen om tijdige beslissingen af te dwingen kennen we bij INLIA voorbeelden, waarbij de IND pas vier jaar na een uitspraak van de rechter (met terugwerkende kracht) alsnog een verblijfsvergunning toekent.
Meer informatie:
De uitspraak van de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Arnhem d.d. 24 maart 2022 met zaaknummer NL21.16269, ECLI:NL:RBDHA:2022:2641 (download pdf-bestand, 11 pag's)
Het persbericht 'Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND deels onverbindend' d.d. 25 maart 2022 (link naar rechtspraak.nl)
De samenvatting van het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State inzake de 'Tijdelijke Wet opschorting dwangsommen IND', gepubliceerd op 28 mei 2020
De samenvatting van het advies inzake de 'Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000' (d.w.z. de definitieve afschaffing dwangsommen in vreemdelingenzaken), gepubliceerd op 3 maart 2021
Aanvulling:
De IND moest in 2021 € 17,9 miljoen betalen aan dwangsommen wegens niet tijdig beslissen in asielzaken.
De parlementaire behandeling van de 'Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken' (d.w.z. het definitief afschaffen van dwangsommen, Kamerstuk nr 35749, ingediend op 3 maart 2021) die tijdens het demissionaire kabinet controversieel was verklaard, wordt in mei 2022 voortgezet.
Lees ook:
14-07-20 Dwangsommen voor te trage asielbeslissingen afgeschaft
04-03-21 Raad van State adviseert dwangsommen niet af te schaffen
16-12-20 Wachten duurt lang...