04 augustus 2021

Rechtbank Den Bosch stelt prejudiciële vragen over verwestering en belang van het kind

Rechtbank Den Bosch stelt prejudiciële vragen over verwestering en belang van het kind
Op 23 juli jl. heeft de Rechtbank Den Bosch opnieuw prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie; dit keer over de uitleg van ‘verwestering’ en het ‘belang van het kind’.


De Rechtbank Den Bosch vraagt onder andere of vreemdelingen die een aanzienlijk deel van hun identiteitsvormende jaren in Nederland of andere lidstaten verblijven, en volwaardig deelnemen aan de samenleving, moeten worden beschouwd als een specifieke sociale groep in het land van herkomst, die mogelijk een verhoogd risico loopt bij terugkeer.
De rechtbank vraagt tevens of de staatssecretaris het belang van het kind in elke procedure eerst concreet moet laten vaststellen, gezien artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten van de EU.
Ook vraagt de rechtbank in hoeverre de schade die een gewortelde minderjarige heeft opgelopen door langdurig verblijf kan worden betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag.

De vragen zien niet alleen op de uitleg van de begrippen ‘verwestering’ en het ‘belang van het kind’ in het kader van de asielprocedure, maar ook op reguliere procedures zoals bijvoorbeeld een procedure op grond van het Chavez/Vilchez-arrest (verblijf bij Nederlands kind) of art. 8 EVRM-procedures (recht op privéleven/worteling).

De zaak waarin deze vragen gesteld worden betreft de opvolgende asielaanvraag van twee minderjarige Afghaanse zussen die, na een verblijf van 3 jaar in Iran, nu ruim 5 jaar in Nederland verblijven. Zij zijn hier nu samen met hun familie. De zussen hebben gedurende hun verblijf in Nederland onderwijs genoten, zijn vriendschappen aangegaan met jongens en meisjes en nemen deel aan sociale, maatschappelijke en sportactiviteiten. Ze hebben met twee rapporten van deskundigen onderbouwd dat het langdurige verblijf in Nederland en de onzekerheid over verblijfsaanvaarding tot ontwikkelingsschade en psychische schade heeft geleid. Zij beroepen zich in hun procedure op verwestering. Ze stellen dat zij zich nu niet meer kunnen aanpassen aan de leefregels die voor hen zullen gelden na terugkeer in Afghanistan. Daarbij is volgens hen het recht om als meisjes dezelfde keuzes te kunnen maken als jongens als het bijvoorbeeld gaat om huwelijk, opleiding, werk en religie, wezenlijk voor wie zij zijn en daarmee voor hun identiteit. De zussen hebben uitdrukkelijk verklaard dat hun normen, waarden, identiteit en hun feitelijke gedragingen die hieruit voortvloeien op geen enkele wijze verband houden met politieke of religieuze opvattingen.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt dat dit niet tot vluchtelingschap kan leiden en dat van de vreemdelingen mag worden verwacht dat zij zich bij terugkeer naar Afghanistan aanpassen aan de daar heersende normen en waarden.

 

Meer informatie:
De verwijzingsuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, d.d. 23 juli 2021 met zaaknummers NL20.13194 en NL20.13196; ECLI:NL:RVS:2021:7884 (pdf-bestand, 35 pag's)
Over het Chavez-Vilchez arrest schreven we op 10 mei 2017 dit bericht: 
EU Hof van Justitie: hogere belang van kind gaat voor

Lees ook:
23-02-21  Prejudiciële vragen over medische behandeling als beletsel voor uitzetting
17-01-17  Rechtbank Arnhem: verwestering valt onder Vluchtelingenverdrag