06 april 2021

Rechtbank Den Bosch hekelt 'volstrekt inadequate besluitvorming' van de IND

Rechtbank Den Bosch hekelt 'volstrekt inadequate besluitvorming' van de IND
In een uitspraak van 22 maart jl. noemt de Rechtbank Den Bosch de besluitvorming van de IND in de zaak van een alleenstaande minderjarige asielzoeker 'volstrekt inadequaat' en het tijdsverloop vanaf de asielaanvraag 'onaanvaardbaar'.


Het gaat in deze zaak om een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) uit Guinee die in juni 2017, nu bijna vier jaar geleden, asiel in Nederland aanvroeg. Zijn asielaanvraag, waarin hij aangaf dat hij jarenlang als slaaf is gebruikt, gemarteld en mishandeld, is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van meet af aan geloofwaardig geacht. Desondanks wees de IND de aanvraag tot drie keer toe af, nadat de rechter twee keer het beroep van de amv tegen de afwijzing gegrond verklaarde.

In de eerste beslissing gaf de IND aan dat de minderjarige jongen zelf bij de autoriteiten van Guinee om bescherming had kunnen vragen tegen kindermishandeling. De rechter ging hier echter niet in mee. Bij de tweede beslissing kwalificeerde de IND het slachtoffer zijn van kindermishandeling als "problemen van voorbijgaande aard". Zowel de rechtbank als de Raad van State vernietigden dit besluit. Bij de derde beslissing presteerde de IND het om de aanvraag wederom af te wijzen en dit keer met de motivering: "de enige reden waarom [hij] niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning is dat [betrokkene] vanwege het aanzienlijke tijdsverloop sinds de asielaanvraag inmiddels ten tijde van dit derde besluit meerderjarig is".  De IND stelt bij de rechtbank "dat een meerderjarige geen 'kind' is en dus geen slachtoffer kan worden van kindermishandeling" (overweging 10). 

De rechtbank "acht deze gang van zaken, de inhoud van het bestreden besluit en de gehele besluitvorming sinds de datum van de asielaanvraag ontluisterend" (overweging 14). De datum waarop de amv bijna vier jaar geleden als minderjarige asiel aanvroeg geldt, ook volgens EU-richtlijnen, als peildatum. Volgens de rechtbank staat van meet af aan vast dat de amv stelselmatig slachtoffer is geweest van handelingen die in strijd zijn met art. 3 EVRM en had er op de eerste aanvraag in 2017 al een asielstatus aan hem verstrekt moeten worden. Daarbij heeft de IND de eerdere opdracht van de rechtbank om betrokkene een asielstatus te verstrekken, welke uitspraak is bevestigd door de Raad van State, niet opgevolgd en zijn er meerdere beslistermijnen door de IND verre overschreden (zo nam de IND niet binnen 6 weken maar na 71 weken een nieuw besluit, nadat de rechtbank in 2018 het vorige had vernietigd).

De rechtbank kwalificeert de overweging van de IND dat vertraging in de besluitvorming niet aan de IND te wijten is knalhard als "misplaatst en een miskenning van de volstrekt inadequate besluitvorming in deze procedure" (overweging 18).  Er is volgens de rechtbank sprake van een – mede gelet op de trauma’s en de leeftijd van de amv – "aaneenschakeling van ondeugdelijke en juridisch onjuiste beoordelingen", die schadelijk zijn voor zijn welbevinden en herstel. Het stond de IND dan ook niet vrij om telkens na vernietiging door de rechter van zijn besluit, weer nieuwe standpunten in te nemen, nu alle relevante feiten en omstandigheden reeds sinds de eerste aanvraag in 2017 bekend waren. 

Gezien de incompetente besluitvorming van de IND en het feit dat de asielprocedure daardoor al bijna vier jaar duurt (een "onverantwoord en onaanvaardbaar tijdsverloop", aldus de rechtbank in overweging 19), ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, oftewel zelf te beslissen op de asielaanvraag. De rechtbank draagt de IND op een asielstatus aan betrokkene te verstrekken met terugwerkende kracht vanaf 3 juni 2017. 

Het zelf voorzien in een zaak door de vreemdelingenrechter is een zeldzaamheid. Dit was jarenlang vooral het gevolg van de jurisprudentie van de Raad van State, die luidde dat de rechter een besluit van de IND slechts marginaal mocht toetsen en in principe uit diende te gaan van de juistheid van de beslissing van de IND. Als gevolg van EU-richtlijnen blijft van deze jurisprudentie, die de rol van de onafhankelijke rechter behoorlijk belemmert, echter steeds minder over.

 

Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 22 maart 2021 met zaaknummer NL20.12888 (pdf-bestand, 16 pag's)

Lees ook:
25-03-21  Rechtbank Den Bosch: amv-beleid sinds 2013 in strijd met EU-recht
15-02-21  IND stelt te hoge eisen aan documenten bij opvolgend asielverzoek
08-05-13  Marginale toetsing in strijd met EU- en internationaal recht