Rechtbank Roermond: opgroeien met beide ouders voor kind van groot belang
In dit geval hadden de vader en drie kinderen (van 1, 10 en 11 jaar) allen een status, alleen de Irakese moeder niet. Zij had van 2005 tot 2012 wel een asielstatus op basis van het categoriale beschermingsbeleid voor Irak gehad, maar deze werd na 7 jaar in 2012 alsnog definitief ingetrokken omdat het voor betrokkene veilig genoeg werd geacht om terug te keren. Alle kinderen zijn in Nederland geboren en getogen. In 2019, na de geboorte van het derde kind, vroeg de moeder een vergunning aan op grond van art. 8 EVRM (recht op gezins- en privé-leven). De IND wees deze aanvraag af.
De rechtbank geeft aan dat volgens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bij alle beslissingen waar kinderen bij betrokken zijn hun belangen een belangrijke overweging dienen te vormen.
De IND stelde nog dat de moeder terug zou kunnen naar Irak met het jongste kind en via moderne communicatiemiddelen in contact zou kunnen blijven met haar twee oudere kinderen en partner in Nederland. De Rechtbank geeft echter aan dat uit de jurisprudentie van het EHRM tevens blijkt dat “tijdelijke maatregelen niet in de plaats kunnen treden van het recht om samen te leven, terwijl het samenleven één van de meest fundamentele aspecten is van het recht op gezinsleven. Het bestaan van (…) moderne communicatiemiddelen is derhalve geen rechtvaardiging voor het scheiden van kinderen van hun ouder(s) en andere gezinsleden.” (uit overweging 5.4)
In de uitspraak Chavez-Vilchez van 10 mei 2017 oordeelde het Europese Hof van Justitie (EU HvJ) al eerder dat van Nederlandse kinderen niet gevraagd kan worden om een ouder zonder status te volgen naar diens land van herkomst. In zo'n geval komt de ouder zonder status dan in aanmerking voor een EU-verblijfsdocument. De Rechtbank Roermond geeft nu in deze uitspraak van 21 oktober 2020 in feite aan dat dit ook geldt voor kinderen met (alleen) een verblijfsvergunning, en dat het de ouder zonder status in zo'n geval dus toegestaan moet worden om in Nederland te verblijven.
De voorzieningenrechter laat daarbij geen ruimte voor de IND om in dit dossier zelf een nieuwe beslissing op de aanvraag te nemen, maar herroept het afwijzende besluit en draagt de IND op binnen 6 weken de aangevraagde verblijfsvergunning te verlenen.
Meer informatie:
De tekst van de uitspraak van Rechtbank Roermond d.d. 21 oktober 2020 met zaaknummer 20/1502
Ons bericht d.d. 10 mei 2017 over de uitspraak Chavez-Vilchez van het EU Hof van Justitie
Lees ook:
20-07-17 Wijziging beleid verblijfsrecht ouder bij Nederlands kind
28-12-16 VN Mensenrechtencomité: belangen kind eerste overweging