Dossier Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

 

Soms komen asielzoekers niet in aanmerking voor een verblijfsstatus omdat aan hen artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van Genève wordt tegengeworpen. Maar wat staat er nu eigenlijk in dit artikel en welke waarde zouden we moeten toekennen aan de tegenwerping van art. 1F door de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ? 

Oorlogsmisdrijven

In artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag staat letterlijk:

De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op een persoon ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen, dat: 

De tegenwerping van art. 1F lijkt in eerste instantie dus vrij ernstig. Dergelijke zaken worden daarom als zij door Nederlanders zouden zijn begaan, altijd door de strafrechter in het kader van een strafproces beoordeeld. Bij asielzoekers gebeurt dat echter bijna nooit. Bij asielzoekers zijn het (bijna altijd) alleen de IND en de vreemdelingenrechter die dit beoordelen. In een aantal gevallen hebben het Openbaar Ministerie en de strafrechter in het verleden wél van deze zaken van asielzoekers in het kader van een strafproces beoordeeld, maar dit leidde bijna altijd, bij gebrek aan voldoende bewijs, tot seponering van de strafzaak of tot vrijspraak. (Zie bijvoorbeeld dit bericht: Afghaanse oud-generaal ook door Hoge Raad vrijgesproken).

Geen vervolging...

Gezien het feit dat deze zaken bij de strafrechter vanwege een gebrek aan voldoende bewijs meestal niet tot een strafrechtelijke veroordeling leiden, worden asielzoekers aan wie art. 1F wordt tegengeworpen, niet of nauwelijks strafrechtelijk vervolgd. Desondanks blijft de IND hen echter wel art. 1F van het Vluchtelingenverdrag tegenwerpen, en de hoogste vreemdelingenrechter, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, is hiermee bijna altijd akkoord. Uit internationaal onderzoek is bovendien gebleken dat Nederland in vergelijking met andere landen erg vaak art. 1F van toepassing verklaart.

In een aantal zaken waarin art. 1F wordt tegengeworpen door de IND is er inmiddels al door diverse instanties en deskundigen (o.a. UNHCR, Amnesty International, de Afghaanse autoriteiten, het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten) kritiek geleverd op het bewijs dat de IND wèl ten grondslag legde aan de tegenwerping van art. 1F. Daarbij komt het soms ook voor dat de IND waanbeelden van getraumatiseerde asielzoekers, die soms naar voren komen tijdens een asielgehoor, aan dezelfde asielzoeker tegenwerpt in het kader van art. 1F, zonder verdere bewijzen te overleggen dat betrokkene zich hieraan schuldig heeft gemaakt. In het strafrecht zou dit echt niet geaccepteerd worden, maar de vreemdelingenrechter gaat er bijna altijd wel mee akkoord. 

...maar wel gevolgen

Het tegenwerpen van art. 1F heeft ernstige gevolgen. Een asielzoeker kan dan niet meer voor een verblijfsvergunning in Nederland in aanmerking komen. Daarbij lukt het een asielzoeker ook bijna nooit meer om alsnog van deze tegenwerping af te komen door nieuwe ontlastende bewijzen te overleggen. Ontlastende bewijzen worden bijna altijd verworpen door de IND en de vreemdelingenrechter. Ook als een asielzoeker aan wie art. 1F is tegengeworpen op een andere grond een verblijfsaanvraag wil doen (bijv. op medische gronden) wordt deze aanvraag afgewezen vanwege de eerdere tegenwerping van art. 1F. Dit terwijl er bijv. wel sprake kan zijn van ernstige medische/psychische problematiek waardoor betrokkene niet terug kan naar zijn land van herkomst. Destijds (in 2007) werden asielzoekers aan wie art. 1F was tegengeworpen, ook uitgesloten van de pardonregeling. En ook bij de kinderpardonregeling gold een 1F tegenwerping als contra-indicatie. Kortom, het is  voor asielzoekers aan wie art. 1F ooit is tegengeworpen zo goed als onmogelijk om alsnog verblijf te krijgen. 

Niemandsland tussen 1F en art 3 EVRM

Daarbij is er ook een groep asielzoekers aan wie art. 1F wordt tegengeworpen, maar waarbij tegelijkertijd wordt erkend dat zij niet terug kunnen keren naar hun land van herkomst omdat zij daar gevaar lopen. In die zaken bepaalt de IND dan dat tevens art. 3 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van toepassing is.  In art. 3 EVRM staat: 
Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Ook een asielzoeker aan wie art. 1F wordt tegengeworpen en op wie tevens art. 3 EVRM van toepassing is, krijgt echter geen vergunning. Deze asielzoekers vallen dus letterlijk tussen de wal en het schip. Immers, enerzijds worden zij niet toegelaten tot Nederland, maar anderzijds wordt tevens erkend dat zij niet terug kunnen naar hun land van herkomst omdat zij daar gevaar lopen.

Tienjaren-beleid

In juni 2009 heeft de toenmalige staatssecretaris daarom een beleid gemaakt dat asielzoekers aan wie 10 jaar lang art. 1F is tegengeworpen, en op wie tevens art. 3 EVRM van toepassing is, in aanmerking kunnen komen voor een vergunning. Sinds 2009 heeft de IND dit beleid echter nog maar in twee gevallen toegepast. Formeel juridisch moet er namelijk in het kader van dit beleid tevens sprake zijn van een ‘uitzonderlijke situatie’ en daar is volgens de IND bijna nooit sprake van. De Raad van State vindt dat ook. In juni 2012 schreven wij daarom al dit bericht: Beleid langdurig verblijvende 1F-ers is een dode letter.

Over het 'vacuüm' dat zo is ontstaan, waarin verdachten van 1F niet worden veroordeeld of vrijgesproken, niet worden toegelaten tot voorzieningen in Nederland maar ook niet kunnen worden uitgezet, schreef een lid van het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten in maart 2015: "Mensen die hun onschuld op geen enkele manier kunnen aantonen in een juridisch niemandsland laten bungelen is niet rechtvaardig. (...) Het uitzetten van vluchtelingen (...) na achttien jaar verblijf in Nederland of het jaren laten leven in de illegaliteit van 1F-ers zonder gedegen (strafrechtelijke) toetsing is geen geloof- en menswaardig asielbeleid."

Rondetafelgesprek
Op 9 juni 2022 organiseerde de vaste commissie voor Justitie & Veiligheid in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over het 1F-beleid. Naast indrukwekkende getuigenissen van enkele slachtoffers van het beleid uit Rwanda en Afghanistan kwamen deskundigen aan het woord zoals dr Joost Brouwer (die publiceerde over Afghanistan, zie hieronder), dhr Martin Witteveen en mw mr Caroline Buisman (over Rwanda) en dr Maarten Bolhuis, criminoloog/onderzoeker aan de VU. De position papers die door de sprekers van te voren waren ingediend staan op deze pagina op de Tweede Kamer-site.  Later meer.



Recente publicaties en documenten:
'Herbeoordeling Syrische asielzaken op 1F-indicaties' - Brief van staatssecretaris Broekers-Knol aan de Tweede Kamer d.d. 30 juni 2020
'Reactie op het bericht dat oorlogsmisdadigers in bed, bad en brood faciliteiten worden gepamperd' - Brief van staatssecretaris Broekers-Knol aan de Tweede Kamer d.d. 8 april 2020
'Toezegging uit het Algemeen Overleg Internationale Misdrijven van 6 november 2019 over 1F-zaken' - Brief van staatssecretaris Broekers-Knol aan de Tweede Kamer d.d. 6 december 2019


Nieuwsberichten over art. 1F:
15-01-24  Raad van State: uit schaamte kan asielzoeker soms niet eerder verklaren
31-07-23  EU Hof van Justitie: geen terugkeerbesluit bij art. 3 EVRM 
12-07-23  Een kwart eeuw tussen wal en schip
30-06-23  Raad van State stelt vragen over vertrekplicht in 1F-zaak  
19-07-22  Raad van State: IND moet beter kijken naar dwang in 1F-zaken
28-10-20  Hoge Raad verwerpt cassatieberoep van het NJCM over Afghaanse 1F-ers 
20-02-19  Uitspraak hoger beroep in 1F zaak van het PILP
30-11-17  Toepassing tienjaren-beleid voor 1F-ers
02-10-17  Geen onderdak en leefgeld voor asielzoeker die geen kant op kan
20-08-17  Wat belangrijk is, is dat je wat bijdraagt aan de wereld
10-11-16  'Raad van State schendt EU-recht'
10-09-15  Hardvochtig 1F-beleid verscheurt gezin
23-03-15  Afghanistan roept op uitzettingen te beëindigen
02-04-14  Tegenwerping art 1F bij kinderpardon
19-06-12  Beleid langdurig verblijvende 1F-ers is een dode letter
30-03-12  De burgemeester en het 1F-beleid
11-11-11  Afghaanse oud-generaal ook door Hoge Raad vrijgesproken 
30-09-09  Ambtsbericht Afghanistan onaantastbaar
02-03-09  Rechtbank Den Haag: ambtsbericht Afghanistan niet langer alleenzaligmakend
 

Meer informatie over het omstreden ambtsbericht van Buitenlandse Zaken d.d. 29 februari 2000 over de Afghaanse geheime dienst KhAD/WAD is te vinden in dit artikel, geschreven door dr ir Joost Brouwer en mr drs Pieter Bogaers, en gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad NJB 2018/750, afl 16, d.d. 20 april 2018 (download pdf-bestand, 8 pag's).  
Een vervolg-artikel verscheen op 1 mei 2020 in het NJB afl 17 (download pdf-bestand, 7 pag's). Auteur Joost Brouwer betoogt daarin dat de Tweede Kamer in 2018 is misleid bij de beantwoording van Kamervragen d.d. 22 mei 2018 en dat er geen bewijs is voor internationale steun voor de beschuldigende conclusies in het omstreden ambtsbericht, met name dat er een roulatiesysteem zou hebben bestaan op grond waarvan àlle onderofficieren en officieren van de KhAD en WAD zich persoonlijk schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden.
 

Opmerking: veel 1F zaken betreffen asielzoekers uit Afghanistan; zie daarvoor ook het Dossier Afghanistan in dit Expertisecentrum.