Rechtbank Utrecht: geen zicht op uitzetting naar Somalië
Deze uitspraak staat diametraal tegenover het oordeel van de Raad van State van 3 februari 2015, die het in hoger beroep nog eens was met de Rechtbank Roermond, die op 31 december 2014 had geoordeeld dat er wèl zicht op uitzetting was op basis van “de tot recent in de praktijk door de Somalische autoriteiten getoonde bereidheid om gedwongen verwijdering te accepteren”.
De Rechtbank Utrecht behandelde op 27 januari 2015 een bewaringszaak van een Somalische asielzoeker van wie de op 21 december 2014 geplande uitzetting was geannuleerd “omdat de bevoegde immigratieautoriteiten niet langer toestemming verlenen aan gedwongen terugkeer”. Tijdens de zitting verklaarde de vertegenwoordiger van de staatssecretaris (‘verweerder’) dat was “besloten de uitzettingshandelingen en het plannen van vluchten tijdelijk op te schorten in afwachting van een bespreking met de Somalische autoriteiten”. Maar verweerder kon de rechtbank niet verklaren waarom een in januari gepland gesprek met de Somalische autoriteiten niet was doorgegaan, noch wanneer en op welke termijn een nieuwe datum voor zo’n overleg kon worden verwacht.
Omdat verweerder ook al had verklaard “dat de Somalische autoriteiten in het algemeen medewerking weigeren aan gedwongen terugkeer” vond de rechtbank dat “thans niet kan worden gezegd dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering bestaat”. Daarom is de vreemdelingenbewaring vanaf 27 januari 2015 onrechtmatig verklaard en schadevergoeding voor onrechtmatige bewaring toegekend.
Op 18 december 2014 bracht het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht Somalië uit, waarin eerder bekende informatie over de veiligheidssituatie nog verder is aangescherpt. Staatssecretaris Teeven beraadt zich inmiddels al twee maanden op de "mogelijke beleidsconsequenties” die hij aan dit ambtsbericht wil verbinden. Om die reden heeft de Rechtbank Haarlem in een Somalische zaak op 19 februari 2015 de gevraagde voorlopige voorziening toegewezen.
De Rechtbank Rotterdam verbood op 13 januari 2015 al een uitzetting omdat betrokkene bij terugkeer naar Mogadishu het risico loopt om het slachtoffer te worden van ernstige mensenrechtenschendingen. Dat oordeel was gebaseerd op de informatie uit het nieuwe ambtsbericht.