28 maart 2012

Rapport Kinderombudsman: 'Wachten op je toekomst'

Vreemdelingenkinderen lopen psychische schade op door de lange procedures en onzekerheid of ze wel of niet in Nederland mogen blijven. In de asielprocedure wordt te weinig gewicht aan de positie van het kind toegekend. En er is een onaanvaardbaar gebrek aan kennis bij de overheid omtrent de omvang van de problemen voor vreemdelingenkinderen. Dat zijn enkele conclusies uit het rapport “Wachten op je Toekomst” van de Kinderombudsman..

De Kinderombudsman, Marc Dullaert, moet toezien op het naleven van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Hij maakt deel uit van het Bureau Nationale Ombudsman (een van de zogenaamde Hoge Colleges van Staat, net als de Raad van State en de Algemene Rekenkamer) en is per 1 april 2011 door de Tweede Kamer in die functie benoemd. Naar aanleiding van vele signalen over de situatie van vreemdelingenkinderen heeft hij een onderzoek ingesteld, waaruit blijkt dat Nederland de belangen en rechten van vreemdelingenkinderen onvoldoende beschermt.

De belangen van het kind zijn in het vreemdelingenrecht veel minder goed gewaarborgd dan in het jeugd- en familierecht. De overheid meet dus met twee maten: een onderscheid tussen Nederlandse en vreemdelingen-kinderen mag niet gemaakt worden. Daarom beveelt de Kinderombudsman aan om de kinderrechter bij de verblijfsrechtelijke procedure te betrekken, omdat deze veel beter in staat is vanuit een pedagogisch perspectief de belangen van het kind te beschouwen. Bovendien hebben kinderen het recht op een zelfstandige positie binnen de verblijfsrechtelijke procedure: zij kunnen niet als ‘aanhangsel van hun ouders’ beschouwd worden. Als zij al langere tijd in Nederland verblijven ontlenen zij hun identiteit en ontwikkeling namelijk mede aan de Nederlandse samenleving.

Dat de overheid geen idee heeft van het aantal vreemdelingenkinderen, de duur van hun verblijf en de omvang van hun problemen, vindt de Kinderombudsman onaanvaardbaar. Zo kan de overheid namelijk haar zorgplicht die voortvloeit uit het IVRK niet waarmaken. De minister moet kinderen beter monitoren op hun aantal, verblijfsduur en welzijn.

Uit wetenschappelijk onderzoek volgt dat vreemdelingenkinderen door lange procedures een hoog risico lopen op ernstige klinische schade. Langdurig verblijf in een gastland leidt tot binding; als daarna alsnog uitzetting volgt is deze schadelijk voor de ontwikkeling en de identiteit van het kind. Toch zijn klinische schade of de gevolgen van worteling nu geen criteria, op grond waarvan verblijf kan worden toegekend. De Kinderombudsman pleit voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige zoals een orthopedagoog of psycholoog, die een formele onderzoeksfunctie krijgt en wiens beoordeling m.b.t. de belangen van het kind zwaar moet meewegen in de beschikkingen van de IND.

Voor de grote groep kinderen die al jarenlang in Nederland woont en geworteld is (ruim 1.400 kinderen wachten al 4 jaar of langer, waarvan 700 al acht jaar of langer) bepleit de Kinderombudsman een overgangsregeling. Alle kinderen die voor 1 juli 2010 zijn binnengekomen moeten nog dit jaar worden getoetst door een onafhankelijke deskundige, bijvoorbeeld onder regie van de Raad voor de Kinderbescherming, waarna een beslissing duidelijkheid moet bieden over hun toekomst. De discretionaire bevoegdheid van de minister biedt, aldus de Kinderombudsman, geen oplossing voor gewortelde kinderen; deze bevoegdheid is te arbitrair en te weinig structureel.

De kamerleden Samsom en Voordewind zien in het rapport van de Kinderombudsman een onderstreping van het belang van hun initiatiefwetsvoorstel voor asielkinderen, dat zij onlangs hebben ingediend.


Meer informatie:
Het persbericht van de Kinderombudsman d.d. 8 mrt 2012, met een link naar het volledige rapport.

Aanvulling:
In antwoord op een vraag van het Kamerlid Berndsen (D66) heeft minister Leers op 20 april 2012 laten weten dat hij op korte termijn een “omvangrijk pakket aan maatregelen” aan de Kamer wil aanbieden om langdurig verblijf van kinderen zonder verblijfsrecht te voorkomen. Daarbij zal de minister dan ook ingaan op de conclusies en aanbevelingen van de Kinderombudsman.

Zie ook:
20-01-12 Kaartenactie voor rechten van vreemdelingenkinderen