Raad van State: Bureau Medische Advisering is niet onpartijdig
Deze uitspraak wordt gebaseerd op een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 2 jaar geleden, waarin werd geoordeeld dat experts die in dienst zijn van de overheid niet onpartijdig zijn.
In het zogenaamde Korošec-arrest van 8 oktober 2015 ging het Europees Hof in op de consequenties ten aanzien van artikel 6 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens. Dat is het artikel waarin het recht op een eerlijk proces ofwel de 'equality of arms' is neergelegd.
Zoals de Raad van State nu oordeelt (nogmaals: pas twee jaar na de conclusie van het EHRM!) moeten er bepaalde waarborgen en compensaties worden aangebracht om de vreemdeling in zaken waarin het BMA een advies uitbrengt, een gelijkwaardige procespositie te geven:
Enerzijds maakt deze uitspraak duidelijk welke waarborgen moeten worden gehanteerd om de vreemdeling in zijn procedure een gelijkwaardige positie te geven, anderzijds zegt de Raad van State dus nu met zoveel woorden dat er twijfel bestaat over de onpartijdigheid van het BMA. Dit terwijl de RvS jarenlang is uitgegaan van de onpartijdigheid van het BMA en er dus jarenlang aanvragen zijn afgewezen door de IND op grond van partijdige adviezen. Ook nadat het Europees Hof in de zaak Korošec al in 2015 had uitgesproken dat experts in dienst van de overheid niet onpartijdig zijn, deed de Raad van State daar tot op heden niets mee. Pas nu de advocaat zich in deze zaak beriep op het Korošec-arrest is hierin met de uitspraak van de Raad van State van 30 juni jl. uiteindelijk verandering gekomen.
Eind vorig jaar kwam de beoordeling van aanvragen op medische gronden ook al onder druk te staan als gevolg van een arrest van het EHRM. Uit de zaak Paposhvili bleek toen dat ook Nederland ten onrechte nooit toetste of de medische behandeling die de vreemdeling nodig heeft ook feitelijk toegankelijk is in het land van herkomst. Als gevolg van deze ontoereikende toetsing zijn ook jarenlang aanvragen ten onrechte afgewezen.
Eveneens op 30 juni jl. heeft de Raad van State overigens in een andere zaak uitgesproken dat bij medische aanvragen op grond van artikel 64 Vw *) de rechter ambtshalve, dus niet slechts op verzoek van de vreemdeling, moet toetsen of deze medische omstandigheden ook kunnen leiden tot een schending van artikel 3 EVRM (het verbod op foltering of onmenselijke behandeling) in het land van herkomst.
Meer informatie:
Het persbericht 'Uitspraak over de inzet van medisch deskundigen in het bestuursrecht' dat de Raad van State over deze zaak heeft gepubliceerd
De volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 30 juni 2017 met zaaknummer 201608140/1/V1
De uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in de zaak Korošec tegen Slovenië d.d. 8 oktober 2015 met zaaknummer 77212/12 (Engelstalig)
*) Artikel 64 van de VreemdelingenWet 2000 bepaalt: "Uitzetting blijft achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen".
Lees ook:
12-01-17 EHRM: ook toegankelijkheid medische zorg moet worden onderzocht
22-12-16 Raad van State geeft eindelijk gevolg aan jurisprudentie Europees Hof
Dossier Medische Zorg