Raad van State beschouwt taalanalyse als exacte wetenschap
Op 9 september 2013 heeft de Raad van State een opmerkelijke uitspraak gedaan inzake contra-expertise bij taalanalyses. Deze zaak betreft een asielzoeker die stelt afkomstig te zijn uit Kirkuk, Irak, maar waarvan de IND deze afkomst niet geloofwaardig vindt. In het kader van het onderzoek is in deze zaak een taalanalyse uitgevoerd door het Bureau Land en Taal (BLT) van de IND, waaruit geconcludeerd wordt dat deze vreemdeling “eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Kirkuk in Centraal-Irak”.
Naar aanleiding van deze uitkomst heeft de vreemdeling een contra-expertise laten uitvoeren door De Taalstudio, waaruit een geheel andere conclusie werd getrokken. De uitkomst van de contra-expertise stelt namelijk het volgende: “This allows us with a reasonable amount of certainty to identify Kirkuk as the applicant's place of origin”. Deze contra-expertise is voor de staatssecretaris echter geen aanleiding geweest om tot een ander standpunt te komen, met als gevolg dat deze zaak aan de Rechtbank Amsterdam is voorgelegd.
Ondanks de omstandigheid dat rechtbanken als gevolg van de marginale toetsing worden beperkt in het op eigen initiatief uitvoeren van onderzoek ter zitting om de feiten te mogen vaststellen, heeft de bestuursrechter op grond van artikel 8:47 Awb de mogelijkheid om deskundigen te benoemen. In dit geval, waar twee verschillende taaldeskundigen met twee totaal verschillende conclusies komen, lijkt het dan ook terecht om de kwestie aan een onafhankelijke derde deskundige voor te leggen.
Die derde deskundige, bureau Lingua, kwam in deze zaak tot de conclusie dat niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat betrokkene inderdaad uit Kirkuk afkomstig is, maar stelde ook dat, in tegenstelling tot de conclusie van het BLT, geoordeeld kan worden dat dit niet uit te sluiten is: “Die Probandin kann aus sprachlicher Sicht in der Stadt Kirkuk sozialisiert worden sein. Die Evaluation des Alltagswissens der Probandin bezüglich ihrer Herkunftsangaben kann dieses Ergebnis weder stützen noch Widerlegen.” (Betrokkene kan vanuit een taalkundig oogpunt afkomstig zijn uit de stad Kirkuk. De evaluatie van alledaagse kennis van betrokkene met betrekking tot haar aangegeven herkomst kan deze conclusie bevestigen noch weerleggen.)
Op basis van de contra-expertise door De Taalstudio en de in opdracht van de rechtbank uitgevoerde expertise door de derde deskundige, stelt de rechtbank op 9 november 2012 de vreemdeling in het gelijk. Het beroep is gegrond en de staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen.
De Raad van State is echter vervolgens in deze zaak van oordeel dat een contra-expertise zonder een spoor van twijfel een plaats van herkomst moet aanwijzen, voordat deze kan worden gebruikt tegen de ‘in eigen huis’ uitgevoerde BLT-analyse: “Reeds omdat de […] uitkomst van de contra-expertise de vreemdeling niet buiten twijfel in het door haar gestelde herkomstgebied plaatst, vormt deze echter geen bevestiging [van haar gestelde afkomst]”. De Raad van State is met de staatssecretaris van mening dat er inderdaad geen sprake is van tegenstrijdige taalanalyses, dat de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen en dat de rechtbank geen derde deskundige had mogen (!) inschakelen: “De staatssecretaris klaagt reeds daarom terecht dat de rechtbank in de contra-expertise ten onrechte aanleiding heeft gezien een deskundige te benoemen”.
De Raad van State gaat hierbij voorbij aan het feit dat de taalanalyse die uitgevoerd is door het BLT van de IND in dit geval óók twijfelachtig is geworden, en er daarom niet de waarde aan toegekend kan worden die de IND er nu wel aan toekent. Voor de IND is haar 'eigen' taalanalyse immers de basis waarop getwijfeld wordt aan de herkomst van betrokkene. De basis voor deze twijfel door de IND blijkt echter zelf ook twijfelachtig te zijn, zo blijkt wel uit de conclusie van de derde deskundige. De vraag is dan ook of de analyse van BLT nog wel als bewijsmiddel door de IND gebruikt kan worden - volgens de Raad van State dus wel.
De vooronderstelling van de Raad van State op dit punt lijkt te zijn dat een taalanalyse die een heel stellige uitkomst heeft van meer waarde is dan een minder stellige taalanalyse. Hierbij vergeet de Raad van State echter dat taalanalyse geen exacte wetenschap is, waarin al te stellige conclusies m.b.t. de herkomst van iemand gesteld kunnen worden. Het feit dat in dezelfde zaak drie verschillende instanties tot drie verschillende conclusies komen toont dit al aan. Het omgekeerde van de aanname van de Raad van State is dan ook eerder waar: een niet-stellige, genuanceerde taalanalyse is vaak van meer waarde dan een stellige taalanalyse. De uitspraak van de Raad van State is daarnaast ook niet in lijn met hoe het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in dit soort zaken handelt. Het Europese Hof heeft Nederland in een aantal (vooral Somalische) zaken al opgedragen om een contra-expertise te laten uitvoeren, in zaken waarin de afwijzing van de IND hoofdzakelijk is gebaseerd op de uitkomsten van een door het BLT van de IND uitgevoerde taalanalyse.
Meer informatie:
De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 9 sept 2013 (zaaknr 201211522/1/V1. pdf-bestand, 6 pag's).
Lees ook:
14-06-11 Taalanalyse IND onbruikbaar
26-11-10 Asielaanvragen ten onrechte afgewezen door fouten in taalanalyse