Demonstrerende Somaliërs onterecht in vreemdelingenbewaring
Een groep Somaliërs bivakkeerde eind november een week in een tentenkamp bij het aanmeldcentrum Ter Apel, uit protest tegen het feit dat zij gedwongen worden op straat te overleven. Op dinsdag 29 november jl. werden zij door de vreemdelingenpolitie aangehouden en vervolgens in vreemdelingenbewaring gesteld in het detentiecentrum bij Rotterdam. Volgens een woordvoerder van de IND was dat “nodig om hun nationaliteit en identiteit vast te stellen”.
De Rechtbank Groningen heeft zich op 15 december uitgesproken over de (on)rechtmatigheid van de bewaring. Volgens de advocaat van de Somaliërs heeft de overheid de maatregel van vreemdelingenbewaring gebruikt voor de bescherming van de openbare orde, namelijk om een einde te maken aan de protestactie. Vreemdelingenbewaring is echter alleen toegestaan als er op korte termijn zicht is op uitzetting (naar het land van herkomst of een derde land waar de toegang van betrokkenen is gewaarborgd).
Op grond van eerdere uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (arrest van 28 juni 2011) is uitzetting naar Somalië alleen mogelijk in “zeer uitzonderlijke gevallen”. Terugkeer naar Zuid en Centraal Somalië wordt slecht mogelijk geacht indien aan strikte voorwaarden is voldaan met betrekking tot mogelijke bescherming en vestigingsalternatieven.
Volgens de DT&V zou er echter wel zicht op uitzetting bestaan, omdat begin 2012 een gesprek staat gepland met de defacto Somalische autoriteiten over het Memorandum of Understanding met Somaliland (het noordelijk deel van Somalië dat de zelfstandigheid heeft uitgeroepen). De uitvoering van deze overeenkomst is echter opgeschort, zodat gedwongen terugkeer naar Noord-Somalië sinds januari 2010 al niet meer mogelijk is, aldus het oordeel van de Raad van State van 13 september 2011.
De rechtbank stelt vast “dat van geen van eisers de identiteit, nationaliteit of herkomst vaststaat” en dat om die reden “het niet mogelijk zal zijn om te bepalen of er sprake is van veilige terugkeermogelijkheden en vestigingsalternatieven”. Het ministerie wil graag de tijd krijgen om “nader onderzoek te doen naar de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers, teneinde te kunnen bepalen welk uitzettingstraject voor eisers kan worden opgestart”. De rechtbank gelooft er niet in dat zo’n onderzoek op korte termijn iets oplevert waardoor “concrete uitzettingshandelingen mogelijk worden”, want het is “een feit van algemene bekendheid dat er in Somalië een instabiel regime is, er geen basisadministratie bestaat en er geen mogelijkheid is voor afgifte van authentieke identiteits- en nationaliteitsdocumenten”, aldus de rechtbank. Daarom vindt de rechtbank het een “onredelijke tegenwerping” van het ministerie dat de Somaliërs zelf middels documenten hun identiteit, nationaliteit en herkomst zouden moeten aantonen.
Opmerkelijk is overigens dat de IND eerst in veel van de dossiers betwijfelt of betrokken asielzoekers wel uit Somalië afkomstig zijn, maar de DT&V vervolgens wel voornemens is ze na afwijzing van hun asielverzoek naar Somalië uit te zetten. Zoals de rechtbank Groningen ook weer vaststelde kent Somalië al bijna twintig jaar geen centrale autoriteiten die bevoegd zijn om rechtsgeldige identiteitspapieren af te geven. Om precies die reden kent de IND in reguliere procedures (dus niet-asiel) geen enkele waarde toe aan identiteitsdocumenten die door Somaliërs worden overlegd.
Veelal komt de twijfel van de IND over de identiteit/nationaliteit voort uit omstreden taalanalyse. Diverse wetenschappers hebben zich herhaaldelijk kritisch uitgelaten over het gebruik van het instrument van de taalanalyse in asielprocedures. Ook zijn deze Somaliërs financieel gezien meestal niet in staat om contra-expertise te laten doen op de taalanalyse van de IND. Sinds medio 2009 wordt deze contra-analyse namelijk niet meer of slechts gedeeltelijk door het COA vergoed.
Omdat de rechtbank in deze zaak tot de conclusie kwam dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat er concreet zicht op verwijdering bestaat is de bewaring onrechtmatig opgelegd en hebben betrokkenen recht op schadevergoeding (ieder 16 maal € 80 voor elke dag onrechtmatige vrijheidsbeneming, dus € 1.280 per persoon). Wellicht dat langs die weg de overheid de contra-analyse dus alsnog kan subsidiëren…
De betrokken Somaliërs zijn na de opheffing van hun bewaring niet op straat terecht gekomen maar overgebracht naar de Vrijheidsbeperkende Locatie in Vught. “In principe zitten ze daar voor een periode van twaalf weken”, aldus een woordvoerder van de IND. Overigens legt de IND zich niet neer bij de uitspraak van de rechtbank en gaat doorprocederen in hoger beroep.
Meer informatie:
De uitspraak van de Vreemdelingenkamer van de Rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen d.d. 15 dec 2011
Zie ook:
14-06-11 Taalanalyse IND onbruikbaar
26-11-10 Asielaanvragen ten onrechte afgewezen door fouten in taalanalyse
26-11-09 COA verlaagt vergoeding contra-expertise
Een compleet overzicht van onze berichtgeving over Somalië kunt u vinden in het Dossier Somalië.