Definitieve regeling kinderpardon is een dode letter
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State van 29 juni jl. is duidelijk geworden dat de criteria voor de definitieve regeling van het kinderpardon zodanig strikt zijn dat bijna geen enkel kind hiervoor in aanmerking zal komen. Er is namelijk gekozen voor vereisten die overeenkomen met het zogenaamde buitenschuld-beleid. Dat beleid is ingesteld om (in theorie) te waarborgen dat vreemdelingen die buiten hun schuld niet terug kunnen keren naar hun land van herkomst omdat ze de benodigde reisdocumenten niet kunnen verkrijgen, een verblijfsvergunning kunnen krijgen. Hierbij moet de vreemdeling onder andere zelf contact hebben gezocht met de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) voor bemiddeling bij terugkeer. De bewijslast om aan te tonen dat iemand buiten zijn schuld niet aan reisdocumenten kan komen is echter zeer hoog, waardoor men hier slechts zelden voor in aanmerking komt.
De definitieve regeling van het kinderpardon werd van kracht na de overgangsregeling, waaraan in de praktijk ook al de nodige 'haken en ogen' zaten; zie onze berichten over de burgemeestersoproep voor een ruimer kinderpardon, welke door de overgrote meerderheid van alle Nederlandse burgemeesters werd gesteund. In het kader van de definitieve regeling van het kinderpardon wordt zelfs nog verder gegaan dan de criteria van het 'gewone' buitenschuldbeleid, door te eisen dat vanaf het moment van de afwijzing van de eerste asielaanvraag tot het moment dat het kind 5 jaar in Nederland is, de gehele tijd wordt meegewerkt aan vertrek.
In een uitspraak van 29 juni 2015 bevestigt de Raad van State deze praktijk nogmaals: “De cumulatieve voorwaarden die door de staatssecretaris in het beleid zijn vastgesteld ter beoordeling van de vraag of vreemdelingen in redelijkheid de stappen hebben ondernomen om invulling te geven aan hun vertrekplicht in de periodes dat dat van hen kon worden verlangd, zijn niet kennelijk onredelijk.” Hiermee gaat de Raad van State wederom voorbij aan de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2012 waarin wordt vastgesteld dat kinderen niet verantwoordelijk mogen worden gehouden voor gedragingen van hun ouders. De Raad overweegt letterlijk: '(...) in het licht van de grote mate van beleidsvrijheid die de staatssecretaris heeft bij het vaststellen van de criteria van de Regeling, heeft hij in redelijkheid ook het door ouders niet verlenen van medewerking aan vertrek aan het kind kunnen toerekenen."
In de uitvoering van het kinderpardon, een regeling die een oplossing zou moeten brengen voor in onze maatschappij gewortelde kinderen, wordt dus structureel voorbij gegaan aan het belang van deze kinderen door gedragingen van hun ouders aan deze kinderen tegen te werpen. Ook als er niet eens sprake is van 'foute' gedragingen van de ouders maar slechts - in de ogen van de IND althans - onvoldoende inzet om vrijwillig terug te keren, wordt dit gebruikt als argument om gewortelde kinderen een status te onthouden.
Meer informatie:
De volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 29 juni 2015 met zaaknummer 201500480/1/V1
Het persbericht d.d.29 juni 2015 dat de Raad van State bij deze en twee andere uitspraken uitbracht
Lees ook:
17-03-15 Raad van State: geen kinderpardon voor 'gemeente'-kinderen
15-05-14 Burgemeestersoproep herziening kinderpardon massaal gesteund
21-09-12 Hoge Raad verwerpt cassatieberoep van de minister