29 januari 2014

CRvB: ‘immediate measure' ECSR geldt niet bij opvang door kennissen

De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 januari in een zaak geoordeeld dat het Europees Sociaal Handvest niet is geschonden omdat betrokkene bij diverse kennissen tijdelijke opvang heeft.. Dit is de eerste uitspraak in een WMO-zaak waarbij een beroep is gedaan op de ‘decision on immediate measures’ die het Europees Comité voor Sociale Rechten op 25 oktober vorig jaar heeft uitgesproken..

De zaak was aangespannen door een 32-jarige asielzoekster die niet beschikte over een geldige verblijfstitel in Nederland. Zij is gedurende haar vreemdelingenbewaring in een psychische crisis beland waarvoor zij opgenomen is geweest. Sinds haar opname verblijft ze afwisselend bij kennissen en vrienden in Utrecht en Amsterdam. Zij had de Gemeente Utrecht om bijstand en opvang gevraagd op grond van de WWB en de WMO.

Naast een beroep op artikel 8 EVRM is er in deze zaak ook een beroep gedaan op de ‘decision on immediate measures’ van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van 25 oktober 2013. Deze uitspraak kwam tot stand naar aanleiding van de klacht die de Conference of European Churches namens de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bij haar op 13 februari 2013 heeft ingediend. Het ECSR stelt dat de Nederlandse Rijksoverheid gehouden is in de basisbehoeften (onderdak, kleding en voeding) te voorzien van mensen die zonder geldige verblijfstitel in Nederland verblijven.

De CRvB komt echter niet toe aan een inhoudelijke behandeling van dit beroepsmiddel, omdat er volgens haar geen sprake is van schending van het Europees Sociaal Handvest (ESH), op de naleving waarvan het ECSR toeziet. De Centrale Raad van Beroep stelt zich op dit standpunt vanwege het feit dat appellante constant (weliswaar op wisselende adressen) opvang heeft bij diverse kennissen.

De CRvB motiveert het bovenstaande als volgt:
Ook het beroep van appellante op artikel 13 van het ESH treft geen doel, omdat deze verdragsbepaling naar vaste rechtspraak van de Raad niet kan worden beschouwd als een ieder verbindende bepaling in de zin van artikel 94 van de grondwet. Nog daargelaten de vraag welke betekenis door de rechter kan worden toegekend aan de hiervoor onder 3 genoemde  “decisions on immediate measures” van 25 oktober 2013 stelt de Raad vast dat appelante ten tijde in dit geding van belang is opgevangen door particulieren. Reeds daarom is er geen sprake van een situatie waarop de “decisions on immediate measures” van 25 oktober 2013 betrekking hebben (overweging 4.4).


Meer informatie:
De gehele tekst van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Meervoudige Kamer) d.d. 15 jan 2014 in de zaak 12/5883 WWB en 12/5975 WMO, in hoger beroep tegen beslissing van de Rechtbank Utrecht d.d. 24 sept 2012 (pdf-bestand, 5 pag’s).

Lees ook:
15-11-13  ‘Recht op leven en menselijke waardigheid is onvoorwaardelijk’
04-11-13  ECSR: ongedocumenteerden recht op onderdak, kleding en voeding