16 juli 2014

Rechtbank Den Haag: Wmo-opvang voor kwetsbare vreemdeling

Rechtbank Den Haag: Wmo-opvang voor kwetsbare vreemdeling
De gemeente Den Haag moet op grond van een uitspraak van de vorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 4 juli 2014 een dakloze vreemdeling opvang geven in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).


De betrokken vreemdeling verblijft al 21 jaar zonder verblijfsvergunning in Nederland en heeft meerdere malen een aanvraag voor maatschappelijke opvang gedaan bij de gemeente, welke aanvragen steeds zijn afgewezen. De gemeente stelt zich hierbij op het standpunt dat in het bestuursakkoord tussen het Rijk en de gemeenten (2007) een taakverdeling is afgesproken waarbij de opvang en uitzetting van vluchtelingen en ongedocumenteerde migranten voor rekening van het Rijk dient te komen. In de recente 'decision on immediate measures' (25 oktober 2013) door het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR), waarin Nederland wordt opgeroepen te voorzien in de meest basale levensbehoeften - zoals voedsel en onderdak - voor alle in Nederland verblijvende kwetsbare vreemdelingen, ziet de gemeente geen reden om van deze taakverdeling af te wijken, ondanks dat lokale overheden in deze uitspraak bij name genoemd worden.

Hiernaast heeft de DT&V de vreemdeling, volgens de gemeente, opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) aangeboden, welk aanbod de vreemdeling heeft afgewezen. Hiermee zou een zogenaamde voorliggende voorziening in het kader van de Wmo gecreëerd zijn, op grond waarvan de gemeente deze vreemdeling niet in haar eigen maatschappelijke opvang op zou hoeven nemen.

De rechtbank heeft nu geoordeeld dat uit eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is gebleken dat onder bepaalde omstandigheden het onthouden van onderdak niet gerechtvaardigd is in het licht van artikel 8 EVRM, bijvoorbeeld wanneer “naar objectief medische maatstaf wordt vastgesteld dat de fysieke en psychische toestand van de vreemdeling substantieel wordt bedreigd wanneer hij verstoken blijft van opvang”. Hij behoort dan tot de "categorie van kwetsbare personen die gezien art. 8 van het EVRM in het bijzonder recht hebben op bescherming van hun privé- en gezinsleven".

De gemeente heeft niet betwist dat de vreemdeling inderdaad als kwetsbaar is aan te duiden, hij is zowel psychisch als fysiek in een slechte toestand, maar deze toestand is niet zodanig ernstig dat sprake is van een acute medische noodsituatie. In beginsel heeft hij dus recht op opvang, tenzij er sprake is van een voorliggende voorziening.

De rechtbank constateert echter dat het VBL-aanbod niet op de regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva 2005) is gebaseerd en dus als zodanig niet als voorliggende voorziening kan worden aangeduid. Verder twijfelt de rechtbank aan de feitelijke beschikbaarheid van opvang in het VBL, omdat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) pas bereid was tot het verlenen van opvang als er meer informatie bekend was. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt door de rechtbank toegewezen en de gemeente wordt opgedragen per direct maatschappelijke opvang te verlenen aan deze vreemdeling tot zes weken nadat de gemeente een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift tegen de afwijzing van de opvang-aanvraag op grond van de Wmo.

Uitspraak bodemprocedure ECSR
Overigens is bekend geworden dat het ECSR inmiddels een uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure van de CEC/PKN tegen de Nederlandse Staat, waarin eerder een decision on immediate measures (vergelijkbaar met een voorlopige voorziening) werd uitgesproken. De inhoud van deze uitspraak, waarvan de verwachting is dat deze aansluit op de eerdere immediate measure, is reeds bij de procespartijen bekend, maar wordt pas over uiterlijk vier maanden openbaar gemaakt. De gedachte achter deze vier maanden-termijn is dat een lidstaat dan vier maanden de tijd heeft om zijn beleid en de uitvoering daarvan in lijn te brengen met de uitspraak van het Comité. Na deze periode van vier maanden zal de uitspraak ook worden gepubliceerd. Desondanks heeft het bericht dat er inmiddels een uitspraak ligt al vragen opgeroepen bij de oppositiepartijen in de Tweede Kamer, die zich al eerder zeer kritisch hebben uitgelaten over het asielbeleid. Zie verder het bericht van 31-07-14.


Meer informatie:
De uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 4 juli 2014 (nr SGR 14/4860)
 

Lees ook:
19-05-14  Rechtbank Amsterdam erkent recht op menswaardig bestaan
04-11-13  ECSR: ongedocumenteerden recht op onderdak, kleding en voeding
08-02-13  PKN klaagt Nederland aan bij de Raad van Europa


Expertisedossier Recht op Opvang