02 juli 2014

Rechtbank Arnhem vernietigt afwijzend besluit Kinderpardon

Staatssecretaris Teeven in hoger beroep: onzekerheid duurt voort. De Rechtbank Arnhem heeft op 1 juli 2014 uitgesproken dat de IND geen juiste invulling geeft van het begrip ‘zich onttrekken aan rijkstoezicht’. Daarom vernietigt de rechtbank de afwijzende beslissing op de aanvraag voor het Kinderpardon van een moeder met 2 kinderen uit Kazachstan. De staatssecretaris heeft meteen laten weten in hoger beroep te gaan bij de Raad van State; de onzekerheid zal dus voor deze en vele andere kinderen nog weer een aantal maanden voortduren..

Onttrekken aan rijkstoezicht impliceert actieve handeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat “aan het begrip ‘uit beeld zijn’ geen andere of ruimere uitleg kan worden gegeven dan aan het criterium ‘hebben onttrokken aan toezicht’.” Het begrip ‘onttrekken’ houdt volgens de rechtbank in dat iemand “zich door eigen handelen actief heeft afgekeerd van het uitgeoefende toezicht van het rijksorgaan, en daarmee een bewuste keuze heeft gemaakt om niet uit Nederland te vertrekken maar hier illegaal te verblijven”. (…) “De conclusie dat een vreemdeling zich heeft onttrokken aan het toezicht, dient naar het oordeel van de rechtbank gelet op het doel van de Regeling gegrond te zijn op een actieve handeling dan wel een bewust nalaten van die vreemdeling.”

In de zaak van de moeder met kinderen uit Kazachstan is daarvan volgens de rechtbank geen sprake. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft het vertrekdossier heeft gesloten zonder daarvan de moeder in kennis te stellen. Sterker nog, de DT&V heeft de moeder bericht dat zij op de hoogte gesteld zou worden bij nieuwe ontwikkelingen. De rechtbank is het dan ook niet eens met de opvatting van de DT&V dat de moeder “uit beeld geraakt” is omdat ze “heeft nagelaten om DT&V actief te benaderen om haar vertrek naar het land van herkomst te bewerkstelligen”. De DT&V heeft zelf het dossier gesloten en geen stappen meer gezet; het gezin is al die tijd gewoon in de gemeente blijven wonen en kan dus volgens de rechtbank niet worden verweten dat ze zich actief aan toezicht heeft onttrokken.

Door deze uitspraak wordt de strikte lijn die de staatssecretaris hanteert bij de uitvoering van de Kinderpardonregeling gecorrigeerd. Hij is echter na deze uitspraak nog steeds niet bereid de (uitvoering van de) regeling te versoepelen en heeft meteen aangekondigd in hoger beroep te gaan bij de Raad van State. Dat betekent voor deze en vele andere kinderen dus nog weer minstens vijf maanden langer onzekerheid over hun definitieve verblijfsstatus.

Kamermotie vraagt om oplossing
In de Tweede Kamer wordt donderdag 3 juli gestemd over een motie van kamerlid Voortman c.s. die voorstelt ook kinderen die bekend waren bij de gemeente een pardonstatus te geven. In de gewijzigde tekst van deze motie wordt ook verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Arnhem. De Kamerleden hebben dus de gelegenheid in één keer een einde te maken aan de onzekerheid voor alle kinderen die nu buiten de boot vallen omdat ze wel bij de gemeente maar niet bij de rijksdiensten van de vreemdelingenketen in beeld waren. Als ook deze motie wordt verworpen (zoals eerder gebeurde met alle andere moties die pleitten voor een versoepeling van het Kinderpardon) betekent dat een nieuwe periode van langdurige individuele procedures (bij rechtbanken, de Raad van State en daarna ongetwijfeld ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) met alle onzekerheid van dien voor betrokkenen. Dat hebben 312 burgemeesters en ruim 35.700 ondertekenaars van de petitie ‘Eerlijk Kinderpardon Nu’ juist willen voorkomen.

De directeur van Defence for Children verwoordde het in zijn brief, die hij voorafgaande aan de stemmingen over de Kinderpardon-moties aan de Tweede Kamerleden stuurde, als volgt:
Volgens het VN-Kinderrechtenverdrag moet dat belang [van het kind] uitdrukkelijk voorop staan bij alle beslissingen die kinderen raken. Het Kinderpardon is daarvan een voorbeeld bij uitstek. Op het belang van het kind was de strijd voor het Kinderpardon ooit gebaseerd en het is zeer verontrustend dat de belangen van vele kinderen nu toch weer ondergesneeuwd raken. (…) Door nu in één keer een oplossing te zoeken voor de 600 overgebleven kinderen wordt dat Kinderpardon op een waardige manier tot een einde gebracht. Bovendien voorkomen we dat gemeenschappen tot in lengte van jaren blijven strijden voor hun voetbalmaatje, klasgenoot, kerkganger, buurtkind. De maatschappelijke verontwaardiging over de wijze waarop het Kinderpardon nu uitpakt wordt breed gedragen. Burgemeesters van alle politieke partijen hebben de staatssecretaris opgeroepen om zijn afwijzingen te heroverwegen. (…)  Deze kinderen staan te trappelen om volwaardig en legaal deel te nemen aan de Nederlandse maatschappij.”


Meer informatie:
De uitspraak van de meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem d.d. 1 juli 2014 (zaaknr AWB 14/2512)
De gewijzigde tekst van de motie Voortman (nr 19637 – 1835)
Aanvulling: de motie is door een meerderheid in de Kamer verworpen.
De brief van dhr Aloys van Rest, directeur van Defence for Children aan de Tweede Kamer d.d. 30 juni 2014

Lees ook:
18-06-14  Hoogleraren jeugdrecht spreken bezorgd over uitvoering Kinderpardon
06-06-14  Regering doof voor roep om Eerlijk Kinderpardon
15-05-14  Burgemeestersoproep herziening kinderpardon massaal gesteund