14 juli 2017

Rapport Ombudsman: Geen thuis zonder Nederlands paspoort

Rapport Ombudsman: Geen thuis zonder Nederlands paspoort
Naar aanleiding van de aanhoudende problemen die houders van een pardonvergunning ondervinden met naturaliseren heeft de Nationale Ombudsman samen met de Kinderombudsman deze maand een rapport uitgebracht waarin deze situatie nogmaals onder de aandacht wordt gebracht. In dit rapport legt de Ombudsman vooral de nadruk op de positie van minderjarigen..
De voorgeschiedenis
In 2007 wordt een groot aantal asielzoekers die voor 1 april 2001 asiel aanvroegen in Nederland en die sindsdien in Nederland hebben verbleven, in het bezit gesteld van een pardonvergunning (officieel heette dit de 'Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet', afgekort Ranov). Het hebben ingediend van een asielaanvraag voor 1 april 2001 was de belangrijkste voorwaarde om voor deze pardonvergunning in aanmerking te komen. Daar asielzoekers meestal ongedocumenteerd zijn, met andere woorden niet in het bezit van (geldige) identiteitsdocumenten, werden ook ‘pardonners’ vrijgesteld van het vereiste om geldige identiteitsdocumenten te overleggen. Op dat moment gold ook nog dat men voor naturalisatie niet per se identiteitsdocumenten hoefde te overleggen. In 2009 wijzigde men echter het naturalisatiebeleid in die zin dat men nu wel per se een gelegaliseerde geboorteakte en paspoort dient te overleggen. Zoals wij reeds eerder, herhaaldelijk, hebben bericht, heeft dit tot gevolg dat grote aantallen pardonners niet meer in aanmerking kunnen komen voor naturalisatie tot Nederlander.
 
Niet alleen ontneemt dit pardonners de mogelijkheden om volledig deel te nemen aan de Nederlandse maatschappij, ook wordt er volstrekt geen rekening gehouden met de kinderen van pardonners (de tweede generatie). Ook deze kinderen, die voor een groot deel zelfs in Nederland zijn geboren, blijven allerlei beperkingen ondervinden omdat ze geen Nederlands paspoort kunnen verkrijgen. Deze beperkingen bestaan o.a. uit het niet kunnen stemmen, visumplicht bij reizen naar het buitenland en een beperkte toegang tot de arbeidsmarkt. Hierdoor zullen niet alleen de pardonners maar ook hun nakomelingen in Nederland altijd een soort tweederangs burgers blijven.
 
In zijn recente rapport erkent de Ombudsman deze problematiek nogmaals, en doet hij o.a. enkele aanbevelingen om te zorgen dat kinderen van pardonners niet tot in lengte van dagen geconfronteerd blijven met deze problemen (pagina 21-22):
 
4.5 Kinderen van Ranov-vergunninghouders 
Kinderen van Ranov-vergunninghouders zijn te onderscheiden in twee groepen: 
 minderjarige kinderen; 
 jongvolwassenen. 
Hieronder zullen deze twee groepen afzonderlijk worden besproken. 
 
Minderjarige kinderen 
Minderjarigen kunnen niet zelfstandig een verzoek om naturalisatie indienen. Wanneer de ouders een verzoek indienen, kan tegelijkertijd voor het kind een verzoek om medeverlening worden ingediend. Wordt het verzoek van de ouders afgewezen dan wordt automatisch ook het verzoek om medeverlening van de minderjarige afgewezen. Hoofdregel is dat minderjarige kinderen van Ranov-vergunninghouders - net als hun ouders - in het bezit moeten zijn van een geboorteakte en geldig buitenlands paspoort om samen met de ouders in aanmerking te komen voor naturalisatie. Het gaat om kinderen die op jonge leeftijd samen met de ouders naar Nederland zijn gekomen of om kinderen die in Nederland zijn geboren na aankomst van de ouders. Deze kinderen hebben meestal geen band met het land van herkomst en zijn daar vrijwel nooit geregistreerd. Hun toekomst ligt in Nederland. Neemt de IND geen bewijsnood aan bij de ouders dan verandert die beslissing niet enkel vanwege het feit dat er een kind bij betrokken is. De IND zegt wel binnen de grenzen van de wet en het beleid zo soepel mogelijk om te gaan met de ruimte die er is ten aanzien van kinderen. 
 
Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)
Minderjarigen hebben zelfstandige belangen. Hun positie is bij naturalisatieverzoeken echter afgeleid van hun ouders en zij zijn van hun ouders afhankelijk voor het verkrijgen van documenten. De belangen van minderjarigen worden nu niet apart afgewogen. Met het oog op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) (artikel 3) zou dit wel moeten gebeuren: de belangen van kinderen behoren afzonderlijk te worden bepaald en afgewogen bij elke beslissing, ook bij een naturalisatieverzoek. De belangen van kinderen vormen daarbij een eerste overweging en horen in geval van conflict in de regel te prevaleren. Een dergelijke belangenafweging kan gemaakt worden aan de hand van een Best Interest of the Child-assessment (BIC-assessment) zoals beschreven in General Comment nummer 14 van het Kinderrechtencomité. Bij de beslissing op een naturalisatieverzoek dienen als belangen onder andere het recht op ontwikkeling, participatie, onderwijs, een identiteit en nationaliteit te worden betrokken. Als de beslissende instantie vindt dat een ander belang dan het belang van het kind zwaarder weegt, dient dit te worden gemotiveerd in de beslissing. 
 
Jongvolwassenen 
De Nationale ombudsman is voorafgaand aan en tijdens het onderzoek met name benaderd door jongvolwassenen die in het bezit zijn van een Ranov-vergunning en niet kunnen naturaliseren vanwege het ontbreken van documenten. Dit ligt ook voor de hand, omdat zij op een leeftijd zijn waarin zij hun toekomst gaan opbouwen en vormgeven en in dat verband (voor het eerst) tegen belemmeringen aanlopen vanwege het niet bezitten van de Nederlandse nationaliteit. Jongvolwassenen vanaf achttien jaar dienen zelfstandig een naturalisatieverzoek in. Indien zij niet beschikken over een geboorteakte en/of buitenlands paspoort moeten zij proberen deze documenten alsnog te krijgen. Het bemachtigen van een geboorteakte uit het land van herkomst levert problemen op als de jongvolwassene daar niet is geregistreerd of als dat land niet wil meewerken. Het verkrijgen van een geldig buitenlands paspoort dat is afgegeven door de autoriteiten van het land waarvan de jongvolwassene de nationaliteit bezit, is (vrijwel) onmogelijk als de ouders zelf niet in het bezit zijn of kunnen komen van een paspoort dat door deze autoriteiten is afgegeven. Hoewel de jongvolwassenen bezig zijn met het opbouwen van een zelfstandige toekomst in Nederland, zijn zij voor het verkrijgen van documenten en het kunnen naturaliseren dus afhankelijk van hun ouders. De jongvolwassenen maken deel uit van de Nederlandse samenleving en willen volledig kunnen meedoen aan het leven in Nederland. Zij willen net als iedere andere Nederlander kunnen stemmen en ongehinderd een opleiding en baan kunnen kiezen, maar zij worden hierin belemmerd omdat zij de Nederlandse nationaliteit niet bezitten.
 
De Ombudsman beveelt de staatssecretaris van Veiligheid & Justitie daarom aan ervoor te zorgen "dat de belangen en de situatie van kinderen en jongvolwassenen apart en expliciet wordt betrokken bij de beslissing op naturalisatieverzoeken" en te verzekeren "dat de belangen van kinderen en jongvolwassenen hierbij een eerste overweging vormen." (p. 24)

INLIA zal blijven volgen wat de IND en de staatssecretaris met o.a. deze aanbevelingen gaan doen.


Meer informatie:
Het volledige rapport van de Nationale Ombudsman “Geen thuis zonder Nederlands paspoort” nr 2017/077, uitgebracht op 11 juli 2017 (pdf-bestand, 28 pagina's, 350 kB)
 

Lees ook:
10-02-17  IND stuurt informatiebrief
18-11-15  Naturalisatie pardonners blijft problematisch
07-01-14  Van alle pardonners kan 82% niet naturaliseren

Verlenging pardonvergunningen