14 januari 2010

Noodopvang - hoe nu verder?

De noodopvang voor dakloze asielzoekers die door burgelijke gemeenten ondersteund wordt is al geruime tijd een discussie- en strijdpunt tussen rijksoverheid en gemeentebesturen. De zo vaak genoemde sluitingsdatum 1 januari 2010 is inmiddels gepasseerd. En er klinken tegenstrijdige geluiden: sommige gemeenten hebben publiekelijk aangekondigd te stoppen, anderen geven aan ook na 1 januari door te gaan.
De Staatssecretaris brengt werkbezoeken aan noodopvanglocaties in het land die gesloten gaan worden, maar laat ook ruimte voor individuele gevallen van ondersteuning, zolang de structurele gemeentelijke noodopvang maar stopt. 
 
Heeft het Rijk voldaan aan de vraag van de gemeenten om een sluitend beleid, waardoor de gemeentelijke noodopvang overbodig is geworden?

De meest actuele ontwikkelingen hebben betrekking op het verlenen van opvang aan:
  • vreemdelingen met een aanvraag voor een verblijfsvergunning wegens medische omstandigheden: zij worden vanaf 1 januari door het COA opgevangen (uitvoering van de aangenomen motie-Spekman van 17 december 2008)
  • vreemdelingen met een lopende aanvraag in het kader van verblijf bij kind, schrijnendheid of het buiten-schuld criterium. Justitie zal binnen 3 maanden (dus voor 1 april 2010) komen met uitkomsten van onderzoek en voorstellen (uitvoering van de overgenomen motie-Anker van 7 december 2009)
  • andere groepen rechtmatig verblijvenden die nog steeds op straat staan: zij lijken niet eerder dan 1 juli 2010 in aanmerking te zullen komen voor rijksopvang (ingangsdatum van diverse wijzigingen van de Vreemdelingenwet).
Hieronder wordt op deze vragen nader ingegaan. Deze tekst is ook gepubliceerd als Bijlage bij onze Eindejaarsbrief aan de kerken van december 2009.
 


SLUITING VAN DE NOODOPVANG ?

 
De Noodopvang die door gemeenten ondersteund dan wel gefinancierd wordt is al gedurende lange tijd een discussie- en strijdpunt tussen rijksoverheid en gemeentebesturen. Op een moment dat de al zo vaak genoemde datum van 1 januari 2010 zo dichtbij is gekomen wordt in dit artikel geprobeerd enige opheldering in deze complexe materie te bieden.
 
Aanleiding voor de gemeentelijke noodopvang
Veel gemeenten vonden het inhumaan en een ernstige bedreiging van de openbare orde als er (ex-)asielzoekers op straat werden gedumpt die terug zouden moeten na een afgewezen asielverzoek maar (nog) niet terug konden of - in de ogen van menig bestuurder nog veel erger - dat er mensen op straat werden gedumpt die nog helemaal legaal waren in Nederland.  Deze mensen, die een beslissing op hun aanvraag hier mochten afwachten maar tussentijds geen enkele voorziening hadden in de vorm van opvang, uitkering, verzekering etc. mochten ook niet zelf hun kost verdienen om te kunnen overleven, om te kunnen voorzien in hun eigen  levensonderhoud en een dak boven hun hoofd.
Zowel uit humanitaire alsook ‘openbare orde’ overwegingen hebben vele gemeenten aan het begin van de eeuwwisseling daarom besloten een ‘bed, bad en brood regeling’ te financieren, die veelal werd uitgevoerd door (mensen uit) kerken en maatschappelijke organisaties. Sommige gemeenten regelden dat zelfstandig met lokale organisaties, maar ruim honderd gemeenten werkten uiteindelijk samen met INLIA om noodopvangvoorzieningen in hun gemeenten op te zetten met gestandaardiseerde toetsingsmodulen, criteria en een gezamenlijke afstemming van het beleid. Dat gebeurde eerst in het ‘Besloten Overleg Gemeentebesturen’ (BOG), later omgedoopt in het LOGO (Landelijk Overleg Gemeentebesturen Opvang- en terugkeerbeleid). INLIA heeft op vele plaatsen dergelijke noodopvangverbanden opgezet, voert het secretariaat van het LOGO, voert de toetsingen aan de afgesproken criteria uit, beheert daarvoor de noodopvang­databank, verstrekt indien van toepassing de opvangverwijzing en toetst de dossiers periodiek opnieuw aan de criteria in het licht van gewijzigde omstandigheden. De speciaal voor gemeenten en noodopvanglocaties opgezette helpdesk is in de afgelopen jaren intensief geraadpleegd.
 
Het Rijk is tegen
Vooral vml. minister Rita Verdonk van Vreemdelingenzaken verzette zich heftig tegen deze vorm van noodopvang. Eigenlijk was ze tegen iedere vorm van (nood)opvang die niet onder haar verantwoordelijkheid werd verstrekt, of die nu met steun van de gemeente of de kerk werd gegeven. Echter de steun die de gemeentebesturen gaven stoorde haar het meest, want zij was de minister en die ging daarover, vond ze zelf.‘Helaas’ ging en gaat de verantwoordelijke bewindspersoon alleen over het vreemdelingenbeleid voorzover het de toelating of afwijzing van een aanvraag (beoordeeld door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, IND) of het al dan niet uitzetten of opvangen in een rijksvoorziening (beheerd door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, COA) betreft. Gemeentebesturen hebben zelf wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht voor een ieder die zich binnen de gemeentegrenzen bevindt. Zolang de gemeente uit eigen (financiële) middelen de noodopvang financiert kan geen minister of staatssecretaris dit tegenhouden. Dit werd duidelijk nadat, in opdracht van minister Verdonk, iedere mogelijkheid om dit te kunnen verbieden was onderzocht. De verhoudingen tussen het toenmalige kabinet en de gemeenten over dit onderwerp waren inmiddels ernstig verstoord doordat Verdonk onvoldoende of in het geheel niet reageerde op de door de gemeente voor­gedragen oplossingen inzake de problematiek van duizenden mensen die door de minister op straat gedumpt werden.
 
Het bestuursakkoord tussen de rijksoverheid en de VNG
Na de Tweede Kamerverkiezingen in november 2006, die een andere kabinetssamenstelling brachten, werd gezocht naar een uitweg uit het inmiddels vrijwel onoplosbare conflict tussen de lokale en landelijke bestuurders. De nieuwe regeringsformatie besloot Staatssecretaris Albayrak het probleem te laten oplossen middels een Bestuurlijk Overleg (BO) met de gemeenten. Op 25 mei 2007 werd een zogeheten ‘Bestuursakkoord inzake het vreemdelingenbeleid’ overeen­gekomen tussen het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
 
Wat zegt het bestuursakkoord over de sluiting? 
Er zijn 2 hoofdstukken waarin de sluiting van de noodopvang aan de orde komt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt ten aanzien van de ‘oude wetters’ (asielzoekers die voor 1 april 2001 hun verzoek hebben ingediend) die beschreven staan in  het hoofdstuk ‘Afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet’ en het hoofdstuk‘Vreemdelingenwet 2000’.
 
Ten aanzien van deze groep ‘oude wetters’ staat in het hoofdstuk ‘Afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet’ opgetekend: Gemeentelijke (financiering van) noodopvang van uitgeprocedeerde asielzoekers wordt in samenhang met de uitvoering van de regeling uiterlijk eind 2009 beëindigd.
 
Onder het hoofdstuk ‘Vreemdelingenwet 2000’ staat de categorie asielzoekers die onder de nieuwe vreemdelingenwet asiel heeft aangevraagd: De VNG wordt geconsulteerd bij de uitwerking van aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid, waaronder mogelijkheden om, met inachtneming van de uitgangspunten van de Vreemdelingenwet 2000, het op straat terechtkomen van vreemdelingen na ommekomst van de 28-dagen termijn te beperken. Hierbij worden de ervaringen van gemeentelijke initiatieven betrokken. Bij de uitvoering van het terugkeerbeleid wordt bijzondere aandacht gegeven aan het probleem dat gemeenten in de praktijk worden geconfronteerd met uitgeprocedeerde asielzoekers, die rechtmatig in Nederland verblijven, maar geen recht meer hebben op (opvang)­voorzieningen. Het Rijk en de VNG zullen hierover nader overleg voeren, ten einde deze situaties zoveel mogelijk tot een minimum te beperken.
Gemeenten zullen gelet op het bovenstaande noch direct noch indirect meewerken aan de opvang van onrechtmatig in ons land verblijvende vreemdelingen en de bestaande noodopvang beëindigen.
 
Bij de eerste doelgroep (‘oude wetters’) werd in eerste instantie uitgegaan van de gedachte dat alle ‘oude wetters’ een pardonaanbod hebben gehad of niet in aanmerking kwamen voor het Pardon vanwege ‘contra-indicaties’ (bijvoorbeeld als verdachte van oorlogsmisdrijven) en voor deze groep geen noodopvang meer zal worden geboden of ondersteund door de gemeenten. Naar nu blijkt is het echter voor asielzoekers die zijn afgewezen voor de pardonregeling, toch mogelijk om te procederen over deze afwijzing. Deze procedure mag in bijna alle gevallen geheel in Nederland worden afgewacht maar geeft geen recht op opvang. Dat betekent dus dat als gemeenten geen noodopvang meer verstrekken aan deze doelgroep, ze op straat komen te staan. Dit is voor gemeenten echter onacceptabel.
.
Bij de tweede categorie (de zogeheten ‘nieuwe wetters’ – die asiel hebben aangevraagd na 1 april 2001) sluit het akkoord door gemeenten ondersteunde noodopvang alleen uit voor ‘onrechtmatig in ons land verblijvende vreemdelingen’. Hier is dus geenszins afgesproken dat aan rechtmatig verblijvende vreemdelingen (dus mensen die in afwachting van een beslissing van Justitie hier mogen blijven maar desondanks geen opvang hebben) geen (nood)opvang mag worden verleend met steun van de gemeenten. Indien gemeenten voor deze groep een vorm van opvang verzorgen is er op geen enkele manier sprake van een breuk met het bestuursakkoord.
 
Welke doelgroepen/criteria worden door de LOGO - gemeenten gehanteerd?
  1. Legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen die verstoken zijn van voorzieningen van Rijkswege; geen opvang/huisvesting, geen inkomsten/uitkering, geen verzekering (ziektekosten en WA). 
  2. Vreemdelingen die actief en controleerbaar meewerken aan hun vertrek na definitieve afwijzing van hun aanvraag om toelating maar dit niet binnen de door de rijksoverheid gestelde 28-dagentermijn kunnen realiseren en daardoor buiten de voorzieningen (zie onder 1) van rijkswege komen te vallen. 
  3. Vreemdelingen voor wie het voor het gemeentebestuur op humanitaire gronden onacceptabel is dat zij buiten enige vorm van opvang verblijven. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een ernstig zieke persoon of een hoogzwangere vrouw. Een andere bijzondere omstandigheid - mits nadrukkelijk overeengekomen door betrokken partijen - behoeft niet te worden uitgesloten.
Later is door de LOGO vergadering unaniem aangevuld dat ook (gezinnen met) kinderen onder de leeftijd van één jaar zouden worden opgevangen.
 De groep rechtmatig verblijvende vreemdelingen valt dus onder de 1e categorie zoals die door het LOGO is vastgesteld.
 
Welke condities heeft de LOGO-vergadering gesteld aan de instemming met het bestuursakkoord?  
Citaat van de verklaring van het LOGO:
 
 De vergadering van het LOGO heeft op 11 mei 2007 het onderhandelingsakkoord (dat is het concept-bestuursakkoord, red.) tussen de Rijksoverheid en de VNG inzake de
REGELING TER AFWIKKELING VAN DE NALATENSCHAP VAN DE OUDE VREEMDE­LINGENWET
besproken en is - unaniem - tot de volgende conclusies gekomen:
 
1.          Hoewel er nog veel vragen onbeantwoord blijven wegens het ontbreken van de inhoud van de feitelijke regeling wil het LOGO zich positief opstellen ten aanzien van de vraag of er instemming kan worden verleend aan het onderhandelingsresultaat.

 
2.         Het LOGO gaat uit van het vertrouwen dat de regeling ruimhartig zal zijn en ruimhartig zal worden uitgevoerd vanuit de gedachte dat er daadwerkelijk schoon schip wordt gemaakt ten aanzien van de doelgroep.
 
3.          Het LOGO gaat er daarbij ook vanuit dat de inzet van alle betrokken partijen (gemeenten, LOGO, VNG en het Rijk) er op gericht zal zijn dat de noodopvang in 2009 overbodig is gemaakt omdat een adequate invulling zal worden geven aan de gemaakte afspraken (t.a.v. de groep oude wetters alsook de groep nieuwe wetters).

 
4.          In 2009 zal een evaluatie plaatsvinden tussen Rijk en VNG waarbij mogelijke knelpunten moeten kunnen leiden tot bijstelling van de (invulling van de) afspraken op het gebied van financiën, opvang, terugkeer, etc. Tussentijds zal het LOGO de ontwikkelingen actief monitoren en periodiek evalueren.
  
Het is dus van belang om te kijken of de opmerkingen onder punt 3 voldoende zijn ingevuld. De in het bestuursakkoord aangekondigde evaluatie, ook genoemd onder punt 4 (hierboven) heeft zijn beslag nog niet gehad.
 
Welke condities heeft de VNG gesteld aan de instemming met het bestuursakkoord? 
Bij het hoofdstuk ‘Beëindiging noodopvang’(citaten uit de brief van de VNG van 25 mei 2007):
Uit de ledenraadpleging blijkt dat met name de beëindiging van de noodopvang een gevoelig issue is. Het is goed om in de eerste plaats te benadrukken dat ook gemeenten de noodopvang willen beëindigen en dit ook zullen gaan doen. Uiteraard hebben gemeenten wel een zorgplicht voor de mensen die binnen de gemeentegrenzen verblijven.
 
In het akkoord spreekt het Rijk onder andere uit dat:
- een humaan en zorgvuldig vreemdelingenbeleid uitgangspunt blijft;
- vervolgaanvragen en aanvragen vanuit vreemdelingenbewaring versneld worden beoordeeld;
- de toelatingsprocedure asiel wordt verbeterd. Hierbij wordt de VNG geconsulteerd;
- aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid verder  worden uitgewerkt. Hierbij worden de ervaringen van gemeentelijke initiatieven betrokken en  wordt ook de VNG geconsulteerd;
- de Dienst Terugkeer & Vertrek bijzondere aandacht zal geven bij het faciliteren en realiseren van daadwerkelijk vertrek uit Nederland van kwetsbare groepen, zoals ex-AMV’s (alleenstaande minderjarige vreemdelingen, red.). Ook zal de DT&V transparant zijn naar gemeenten ten aanzien van het (individuele) vertrekproces en gemeenten inzicht verschaffen in de werkwijze. In dit kader wordt een gemeentelijke klankbordgroep voor de DT&V ingericht.
 
Zeer belangrijk is bovendien de erkenning van het Rijk van het probleem waar gemeenten in de praktijk mee worden geconfronteerd: het op straat belanden van uitgeprocedeerde asielzoekers, die rechtmatig in Nederland verblijven, maar geen recht meer hebben op (opvang-)­voorzieningen. Wij  treden graag spoedig met u in overleg om dergelijke situaties tot een absoluut minimum te beperken. Wij gaan ervan uit dat de inzet van alle betrokken partijen er op gericht zal zijn dat de noodopvang overbodig zal worden gemaakt, omdat een adequate invulling zal worden gegeven aan de gemaakte afspraken in het bestuurlijk akkoord.
In het bestuursakkoord is verder beschreven dat voor de groep asielzoekers die voor 1/4/2001 asiel hebben gevraagd (voor de ‘oude wetters’ dus) vanaf 1/1/2010 geen noodopvang meer wordt gegeven. Dit zou met een ruimhartige uitvoering van het pardon realiseerbaar zijn.
 
Ten aanzien van de groep die onder de nieuwe vreemdelingenwet asiel heeft gevraagd wordt het op straat komen van rechtmatig verblijvenden tot een minimum beperkt. Alleen voor de groep onrechtmatig verblijvenden wordt onder de genoemde voorwaarden de noodopvang per 1/1/2010 beëindigd. Een adequate invulling van de voorwaarden voor sluiting van de noodopvang voor onrechtmatig verblijvenden is wat de gemeenten betreft altijd een prioriteit geweest.
 
In hoeverre hebben de gestelde condities een adequate invulling gekregen?    
 Hieronder de tekst van de "Instructie inzake beëindiging van opvangvoorzieningen asielzoekers - 25 augustus 2009 - van het Directoraat Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken" (van het Ministerie van Justitie, red.):
 
Vreemdelingen in de COA-opvang hebben geen recht meer op opvangvoorzieningen op het moment dat de vertrektermijn van 28 dagen is verstreken. De overheid heeft dan de bevoegdheid om de opvang te beëindigen. In de praktijk gebeurt dit door het COA, zo nodig ondersteund door de VP (Vreemdelingenpolitie, red.). Ik verzoek u de bevoegdheid als volgt toe te passen:
 
  • Beëindigen van opvangvoorzieningen vindt in beginsel plaats conform de VW2000.
  • In uitzondering hierop wordt de ontruiming aangehouden hangende een aanvraag voor een verblijfsvergunning op medische gronden, zolang er sprake is van rechtmatig verblijf.
  • Tevens wordt de ontruiming aangehouden indien zaken door de DT&V positief zijn voorgelegd aan de IND ten behoeve van een ambtshalve toetsing op schrijnendheid, buiten-schuld of artikel 64 VW. De ontruiming wordt niet aangehouden indien de vreemdeling zelf een aanvraag op grond van buiten-schuld, schrijnendheid of artikel 64 heeft ingediend, zonder dat de zaak door de DT&V is voorgelegd aan de IND. De betreffende gemeente wordt conform staande werkwijze van tevoren door DT&V ingelicht over de beslissing om tot beëindiging van opvangvoorzieningen over te gaan.
  • Indien de beëindiging van de opvangvoorzieningen niet geëffectueerd kan worden omdat de gemeente hier, ondanks overleg, geen medewerking aan wil verlenen, vindt opschaling plaats naar het RAO (Regionaal Afstemmingsoverleg, voorheen RITT), het Afstemmingsoverleg en de Algemeen Directeur DT&V. Gedurende de opschaling wordt de ontruiming aangehouden totdat er een oplossing is.
Dit schrijven van de DG doet niet vermoeden dat er voor alle groepen spannende en zinvolle veranderingen te verwachten zijn.
 
Verlenging van de 28-dagen termijn mogelijk voor wie meewerkt aan vertrek
De staatssecretaris van Justitie, Nebahat Albayrak, heeft aangekondigd dat mensen die meewerken aan hun vertrek ook na de genoemde 28-dagentermijn vervolgopvang kunnen krijgen in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) voor een termijn van maximaal 12 weken om vandaar de terugkeer te realiseren. Hoewel dit is toe te juichen weten we ook dat er soms echt meer tijd nodig is om vervangende reisdocumenten te verkrijgen van de landen van herkomst, voor zover die voldoende bereid zijn mee te werken aan het verstrekken van vervangende reisdocumenten. Helaas is dit niet altijd het geval. Voorkomen dient te worden dat - zoals in het verleden doorlopend gebeurde -  er te weinig tijd is en de mensen toch weer op straat belanden (‘geklinkerd worden’ heet dat in justitieel-ambtelijk jargon). Daarnaast is er geen zicht op de feitelijkheid van het al dan niet meewerken van afgewezen vreemdelingen. Waar het juist misging in het verleden staat bijvoorbeeld ook opgetekend in ‘De Rekening’, een probleembeschrijving namens de gemeenten uitgegeven door het LOGO en de VNG (kijk voor de volledige tekst van dit rapport op www.logogemeenten.nl). De eerste tientallen mensen zijn inmiddels alweer uit de VBL op straat terecht gekomen.
 
Perspectief-project voor ex-AMV-ers nu landelijk ingevoerd
Voorts heeft een motie van het Tweede Kamerlid voor de PvdA Hans Spekman (ex-wethouder van Utrecht en ex-lid van de LOGO-secretariaatsgemeenten) inzake het zgn. ‘Perspectiefproject’ een meerderheid gekregen in de Tweede Kamer. Ex-ama's worden via steunpunten in gemeenten gesteund bij hun perspectiefontwikkeling bij terugkeer of bij (alsnog) toelating in Nederland. Hiermee wordt het zwerversbestaan van deze mensen ook tot een eind gebracht. Dit project wordt gedeeltelijk gefinancierd door de Rijksoverheid en voor de rest door de gemeenten. Eind 2009 is het experiment in 19 gemeenten van start gegaan en het project duurt tot 1 april 2011. Het project zal worden geëvalueerd op haar resultaten waarna bekeken wordt hoe dan verder te gaan. Dit is een zeer positieve ontwikkeling te noemen.
 
Opvang voor mensen met medische problematiek vanaf 1 januari 2010
Een andere aangenomen motie, van dezelfde Hans Spekman, over opvang van asielzoekers met een medische procedure heeft geleid tot een Ex-ante Uitvoeringstoets (EAUT) door Justitie. Op 7 december heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat ze opvang wil verzorgen via het COA voor mensen die serieuze medische problemen hebben en waarvoor de straat dus geen oplossing is. Een filter – via het BMA (Bureau Medische Advisering van de IND) moet voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de medische procedures om opvang te kunnen krijgen, aldus de staatssecretaris. 
 
Opvang na AC-afdoening tijdens beroepsfase vanaf 1 juli 2010
Vanaf  1 juli 2010 zullen asielzoekers die al bij aanvang van de aanmeldprocedure (AC procedure) versneld worden afgewezen en op straat worden gezet, gedurende de beroepsfase bij de Rechtbank (die nog maar enkele weken duurt) opvang krijgen tot aan het oordeel van de Rechtbank.
 
Welke  zijn de ‘restproblemen’ die worden voorzien? 
 Drie groepen rechtmatig verblijvenden nog steeds op straat
Er is nog niets geregeld voor asielzoekers die rechtmatig verblijf hebben op grond van een reguliere procedure anders dan op medische gronden. Hierbij kan gedacht worden aan asielzoekers die een procedure o.g.v. het ‘buiten-schuld criterium’, ‘schrijnendheid’ of  ‘verblijf bij kind’ hebben. Voor asielzoekers met een dergelijke procedure is zowel gedurende de aanvraagfase als de bezwaar- en beroepsfase nog niets geregeld. Zij lijken dus nog steeds alleen de straat als oplossing te hebben, terwijl ze wel legaal in Nederland verblijven.
Het buiten schuld-criterium wordt nog steeds slechts zelden toegepast; de bewijslast is onver­minderd hoog. Niet zelden duurt de behandeling van een procedure op grond van het ‘buiten-schuld criterium’ enkele jaren en gedurende deze procedure is er geen recht op opvang. 
Ook de criteria op basis waarvan men in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning op grond van ‘schrijnende humanitaire redenen’ zijn nog steeds onduidelijk. Asielzoekers worden indien de terugkeer nog niet is gerealiseerd, nog altijd na een verblijf van 12 weken in de VBL (in Ter Apel) of na afloop van de daarop volgende detentie op straat gezet. Een methode die hierbij zelfs ook wel eens wordt toegepast is het verwisselen van het slot van de kamer van een asielzoeker, zodat hij niet meer zijn kamer binnen kan en op die manier straat belandt…
 
Intrekking categoriale beschermingsstatus
Daarnaast is er ook de problematiek van statushouders met een status op grond van een categoriaal beschermingsbeleid, die binnen 5 jaar nog kan worden ingetrokken (zoals in het geval van Irak). Hierdoor kan een asielzoeker met een status en een WWB-uitkering of werk alsnog uitgeprocedeerd en zonder voorzieningen op straat terecht komen. Dit gaat vaak vrij geruisloos omdat de Sociale Dienst gewoon de uitkering stopt of betrokkene van de ene op de andere dag niet meer mag werken, geen inkomsten meer heeft en dan dakloos kan worden. Dit is een belangrijk punt voor kerken en gemeenten die binnen hun gemeente geen asielzoekerscentrum (AZC) hebben maar wel statushouders huisvesten.
 
Terugkeerpercentage blijft laag
Het terugkeerpercentage van uitgeprocedeerde asielzoekers is de afgelopen jaren nauwelijks gestegen. In 2007 zijn is 45% van de afgewezen asielzoekers daadwerkelijk teruggekeerd naar het land van herkomst en in 2008 was dat percentage slechts 1% hoger, namelijk 46% (zie de ‘Rapportage Vreemdelingenketen eerste helft 2009’). Dit betekent dat in 2008 nog altijd ruim 54% van de asielzoekers uiteindelijk ‘met onbekende bestemming’ vertrok d.w.z. vanuit de voorzieningen in een gemeente op straat werd gezet door de rijksoverheid. Een sluitende aanpak is dan ook nog lang niet gerealiseerd. De VBL zal hierin niet de oplossing brengen. Het zou veel effectiever kunnen zijn als op bestaande AZC-locaties effectiever terugkeer gerealiseerd wordt en het ‘MOB gaan’ van asielzoekers als een verlies wordt gezien.
 
Zijn de ‘restproblemen’ (on)overkomelijk? 
In het bestuursakkoord staat dat het Rijk oog zal hebben voor gemeenten die geconfronteerd worden met rechtmatig verblijvende asielzoekers. Er is echter nog steeds geen opvang voor rechtmatig verblijvende asielzoekers die een andere procedure dan op medische gronden hebben of ex-ama’s. Dit betekent dus dat kerken en gemeenten nog gewoon geconfronteerd blijven worden met rechtmatig verblijvende asielzoekers, dan wel asielzoekers die hun procedure in Nederland mogen afwachten gedurende de bezwaar- en/of beroepsfase.
 
In het bestuursakkoord staat dat het Rijk aanvullende maatregelen zal nemen ter bevordering van het daadwerkelijke vertrek. Er dienen echter nog de nodige maatregelen te worden genomen om het daadwerkelijk vertrek van veel asielzoekers ook te realiseren. Zo zou het Rijk meer inspanningen kunnen plegen om de ambassades van de landen van herkomst mee te laten werken aan het afgeven van reisdocumenten aan uitgeprocedeerde asielzoekers of eenvoudiger het buiten-schuld criterium toe kunnen passen. Thans wordt de volledige verant­woordelijkheid voor het verkrijgen van reisdocumenten bij de asielzoeker gelegd tenzij deze asielzoeker met vele bewijzen, en vaak pas na vele jaren, weet aan te tonen dat hij buiten zijn schuld niet aan reisdocumenten kan komen. Echter, zolang hij nog niet aan deze hoge bewijslast weet te voldoen wordt de schuld voor het niet kunnen verkrijgen van reisdocumenten bij de asielzoeker gelegd en wordt hem opvang onthouden, en hiermee worden kerken en gemeenten vervolgens weer geconfronteerd.

 

Laatste stand van zaken

De LOGO-gemeenten hebben afgesproken alles in het werk te stellen om aan hun deel van de verplichtingen te voldoen. Ook nu ze weten dat vanuit de zijde van het Rijk niet voor alle groepen legale op straat verblijvende vreemdelingen een oplossing is geboden. Het geeft ze meer recht van spreken om ook voor die groepen op te komen waarvoor ook opvangvoorzieningen getroffen zouden moeten worden.

Op dit moment wordt door de DT&V met vele gemeenten die noodopvangondersteuning verlenen gesproken over het oplossen van individuele dossiers van asielzoekers die zich thans nog in de noodopvang bevinden. In de praktijk komt dit veelal neer op een plaatsing in een Vrijheids Beperkende Locatie voor mensen die geen lopende procedure meer hebben (m.u.v. mensen die ongewenst zijn verklaard). Mensen die een medische aanvraag hebben lopen worden veelal overgeplaatst naar een COA-locatie en de verwachting (op korte termijn) is dat alle overige mensen in de noodopvang die een lopende procedure hebben ook opvang in een COA-locatie zullen krijgen. Op deze manier zou het mogelijk kunnen zijn dat diverse noodopvanglocaties hun deuren per 1 januari kunnen sluiten.
 
Duidelijk is ook dat er nog steeds mensen op straat zullen belanden. Voor de drie groepen met een lopende aanvraagprocedure ‘buiten-schuld’, ‘schrijnendheid’ en ‘verblijf bij kind’ heeft het Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie Ed Anker op 7 december jl. een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd de mogelijkheden en consequenties van het bieden van opvang aan deze drie (kleine) groepen mensen te onderzoeken en binnen drie maanden met uitkomsten en voorstellen te komen. Deze motie is tijdens het Wetgevingsoverleg (ten behoeve van de wijzigingen van de Vreemdelingenwet per 1 juli 2010) meteen door de Staatssecretaris overgenomen. Dat betekent dat zij binnen 3 maanden duidelijkheid moet verschaffen voor de bovengenoemde drie groepen, die dan dus volgens het meest optimistische scenario vanaf 1 april 2010 op rijksopvang zouden kunnen rekenen. Andere groepen rechtmatig verblijvenden op straat zullen zoals het nu lijkt geduld moeten hebben tot de wijzigingen in de nieuwe Vreemdelingenwet per 1 juli 2010.
 
Gemeenten blijven invulling geven aan hun zorgplicht
Diverse gemeenten hebben aangegeven dat – indien nodig – zij een invulling zullen geven aan hun zorgplicht, ook al is de bestaande noodopvang formeel al gesloten.
 
Een aantal gemeenten liet tijdens een journalistieke belronde aan Vrij Nederland weten de nood­opvang (voorlopig) open te zullen houden. Het betreft Den Bosch, Den Haag, Leeuwarden, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Utrecht, Venlo, Wageningen en Zwolle. Amsterdam stelt dat ze in schrijnende gevallen 'kortstondige' opvang wil blijven bieden aan mensen in 'noodsituaties' bij reguliere instellingen als het Leger des Heils.
 
In vijf gemeenten zal na de jaarwisseling voor bepaalde tijd (gemeentelijke) noodopvang beschikbaar blijven. In Arnhem, Breda, Doorn en Heerlen zal dat tot juli 2010 het geval zijn, in Almere tot april. Groningen geeft aan dat de Stichting Transit, die de noodopvang uitvoert, heeft aangekondigd de locatie te gaan sluiten maar dat de gemeente, daar waar de situatie er om vraagt haar verantwoordelijkheid blijft houden om haar gemeentelijke zorgtaak uit te voeren en dan ook opvang te bieden. Voor veel andere gemeenten is het allemaal nog erg onduidelijk. 
 
INLIA zal in ieder geval haar diaconale opdracht blijven vervullen.