06 mei 2013

Jaarverslag 2011 van het Bureau Medische Advisering

Jaarverslag 2011 van het Bureau Medische Advisering
Met een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur heeft INLIA op 17 april jl. de beschikking gekregen over het jaarverslag over 2011 van het Bureau Medische Advisering (BMA) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daaruit blijkt dat ruim één derde van alle vreemdelingen waarover de IND een advies aan het BMA heeft gevraagd lijdt aan het Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS). In vier van de vijf dossiers oordeelde het BMA dat betrokkene wel in staat is te reizen.


Het BMA doet in opdracht van de IND onderzoek naar de medisch/psychische situatie van asielzoekers, naar de behandelmogelijkheden in het land van herkomst en naar het risico van het ontstaan van een ‘medische noodsituatie’ bij stopzetting van de medische behandeling.

In totaal heeft het BMA in 2011 3.153 adviezen uitgebracht, waarvan het grootste deel bestond uit zogenaamde ‘artikel 64 Vw’ procedures. Daarbij gaat het om de vraag: kan de vreemdeling reizen, gelet op zijn gezondheidssituatie. In art. 64 van de Vreemdelingenwet wordt namelijk bepaald dat “uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen”. In 80% van de uitgebrachte adviezen inzake art. 64 oordeelde het BMA dat betrokkene in staat was te reizen. In iets minder dan de helft daarvan (48%) werden daarbij zgn. reisvoorwaarden gesteld (daarbij valt te denken aan het meenemen van medicatie voor onderweg, het meereizen van een verpleegkundige e.d.). Van alle adviezen werd 91% binnen de daarvoor gestelde termijn uitgebracht; de gemiddelde doorlooptijd van een adviesprocedure was 63 dagen.

De jaarrapportage biedt ook achtergrondinformatie met betrekking tot de aard van de medische klachten. Zo blijkt dat meer dan de helft van alle geregistreerde diagnoses een psychiatrische aandoening betreft: 57% tegenover 43% somatische aandoeningen. De diagnose PTSS komt het meeste voor en neemt in aantal toe. Bij de somatische aandoeningen komen HIV, Suikerziekte en Hypertensie (te hoge bloeddruk) het meest voor.

Sinds mei 2010 handelt het BMA een art. 64 procedure in beginsel helemaal schriftelijk af. Dat betekent dat een BMA-arts alleen medische gegevens opvraagt bij de behandelend arts of specialist en het advies dus baseert op bevindingen van anderen, maar vrijwel nooit zelf de betrokkene ziet of onderzoekt. Het BMA rapporteert over 2011 dan ook slechts enkele ‘tientallen  spreekuurcontacten’.

Wat verder opvalt, is dat er een aanzienlijke stijging wordt geconstateerd in het aantal ingediende tuchtklachten; deze stijging wordt volgens het BMA verklaard doordat één advocatenkantoor zich specifiek met deze procedures is gaan bezighouden. Deze tuchtklachten hebben vooral betrekking op het ontbreken van zelfstandig onderzoek door het BMA naar de toegankelijkheid en effectiviteit van de beschikbare zorg in het land van herkomst.

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) heeft over dergelijke onderzoeken twee uitspraken gedaan. In deze uitspraken wordt als leidraad de ‘gerede twijfel’ gehanteerd; de BMA- arts moet onderzoeken of er in het individuele geval gerede twijfel kan bestaan over de effectiviteit van de behandeling in het land van herkomst. Dit is met name van belang als er sprake is van PTSS-klachten in het geval dat de behandeling plaats zal vinden in hetzelfde land waar de trauma’s zijn ontstaan. Waar de verantwoordelijkheid van een BMA-arts ophoudt met betrekking tot het ingaan op gevoelens van onveiligheid van de vreemdeling bij behandeling in het land van herkomst is niet geheel duidelijk. Volgens het CTG “kan de BMA-arts vanuit zijn deskundigheidsgebied niet beoordelen of het land van herkomst voor betrokkene een veilige omgeving is”. 

In het geval dat uit het BMA-advies niet blijkt dat er beoordeeld is of er 'gerede twijfel' kan bestaan over de effectiviteit van de behandeling in het land van herkomst, kan er sprake zijn van een motiveringsgebrek in het advies aan de IND, en dat kan weer gevolgen hebben voor de beslissing die de IND moet nemen.

In het jaarverslag rapporteert het BMA ook over acht ‘hervestigingsmissies’ waaraan in 2011 werd deelgenomen. Het BMA beoordeelt dan ter plaatse de gezondheidssituatie van vluchtelingen die door het UNHCR zijn voorgedragen voor hervestiging in Nederland (de zogenaamde ’uitgenodigde vluchtelingen’). In dat kader werden missies uitgevoerd in o.a. Thailand, Kenia, Nepal en Libanon.


Meer informatie:
De volledige tekst van het rapport ‘Terugblik op 2011’ van het BMA (PDF-bestand, 12 pag’s)

In september 2010 publiceerde INLIA de interne richtlijnen van de BMA m.b.t. de diagnoses PTSS, HIV/AIDS, Hypertensie en Suikerziekte. Deze werden eveneens na een (zeer langdurige) WOB-procedure verkregen. Ze zijn van groot belang voor de rechtshulpverleners die bij een onafhankelijke arts een een 'second opinion' willen vragen over het BMA-advies. De term 'medische noodsituatie' die het BMA hanteert, is namelijk binnen de medische wetenschap onbekend. Aan de hand van de interne BMA-richtlijnen kunnen onafhankelijke keuringsartsen nu een beter oordeel geven.

De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) heeft in juli 2012 een rapport uitgebracht over de rol van deskundigenadvisering in de asielprocedure: ‘Expertise Getoetst’ (advies NR 35-2012). Daarin wordt ook ingegaan op de werkwijze van het BMA en de rol van de KNMG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Zie hiervoor www.acvz.org.

Lees ook:
27-04-11  Tientallen asielzoekers met psychische problemen op straat
03-12-10  Medisch Contact: "kritiek op artsen IND"
01-09-10  Interne werkafspraken BMA na WOB-procedure eindelijk vrijgegeven